Opinie

Maatschappelijke organisaties klem door botsende grondrechten

De gelijkheidsclaim van individuele burgers krijgt steeds meer voorrang op de groepsrechten van maatschappelijke organisaties, constateert mr. A. Weggeman. Dit brengt identitaire organisaties in een lastig parket.

30 November 2010 10:06Gewijzigd op 14 November 2020 12:42
Foto ANP
Foto ANP

De kern van de rechtsstaat is dat de overheid gebonden is aan de regels van het recht. Daarbij moeten de grondrechten van de burgers in acht worden genomen. Verder wordt het handelen van de overheid door de rechter getoetst. Op basis van die omschrijving zou je tot de conclusie kunnen komen dat de rechtsstaat een juridisch concept is dat vrij is van elke politieke invloed.

Dat is echter niet het geval. De elementen van de rechtsstaat worden in de praktijk namelijk op verschillende manieren vertaald in concrete regelingen, afhankelijk van tijd, plaats en omstandigheden. Een duidelijk voorbeeld is het algemeen kiesrecht. Tot het begin van de 20e eeuw werd dit niet tot de kern van de rechtsstaat gerekend; een eeuw later dreigt een politieke partij van het politieke toneel te worden verwijderd omdat zij wordt geacht in strijd te handelen met het algemeen kiesrecht en daarmee in conflict komt met de kern van de rechtsstaat.

Dat de rechtsstaat niet een louter juridisch concept is, blijkt ook wel uit het feit dat we vaak spreken over de ”democratische rechtsstaat”. Daarmee wordt aangegeven dat de uitwerking van rechtsstaat in wetten en regels democratisch gelegitimeerd plaatsvindt. In onze parlementaire democratie zijn het de volksvertegenwoordigers die over die wetten en regels beslissen. Op die manier heeft de praktische uitwerking van de rechtsstaat een direct verband met de (politiek gekleurde) visie op onder meer godsdienst, levensbeschouwing, cultuur en historie.

Voor de invulling van onze huidige rechtsstaat zijn vooral twee ontwikkelingen bepalend geweest: secularisering en individualisering. Tussen godsdienst en publiek domein is een Chinese Muur opgetrokken. Tegelijkertijd is ons verzuilde bestel afgebroken, dat uitging van religieuze pluriformiteit en een milde scheiding tussen kerk en staat. In samenhang daarmee is voor een belangrijk deel het cement van ons maatschappelijk middenveld weggevallen, dat een belangrijke rol vervulde tussen individu en staat.

Daarbij staat het op Franse leest geschoeide concept van een strikte scheiding tussen staat en religie, tussen publieke en private sfeer, model. Individualisme en gelijkheid zijn in dat model kernwaarden. In zijn ideale vorm wordt er in dit model van uitgegaan dat de rechten van de individuele burger voorrang hebben op die van maatschappelijke organisaties.

De prominente plaats van het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet en de Algemene wet gelijke behandeling markeren het toenemende juridische belang van de gelijkheid in de rechtsstaat. Daar komt bij dat de aard van het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet duidelijk verschilt van dat van de klassieke grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs. De klassieke grondrechten beperken het handelen van de overheid, terwijl het gelijkheidsbeginsel vraagt om een intensief overheidsoptreden.

Immers, het gelijkheidsbeginsel vergt niet alleen dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, maar ook dat ongelijke gevallen worden behandeld naar de mate van hun ongelijkheid. Het gelijkheidsbeginsel wordt vaak ingezet door individuen om hun ontwikkelingskansen maximaal te ontplooien tegen maatschappelijke organisaties, zoals scholen of politieke partijen, die daarbij een beroep doen op de klassieke grondrechten.

Hoe gaat de rechter daarmee om? Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van de uitspraken van de twee hoogste rechters inzake de SGP. In de procedure bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stond de vraag centraal of de minister subsidie mocht weigeren aan de SGP. De afdeling erkent dat aan politieke partijen vrijheidsrechten toekomen. Verder kent de Raad van State aan politieke partijen de vrijheid toe om conform statuten en politieke beginselen te handelen. Het groepsrecht van de politieke partijen weegt daarmee zwaarder dan het individuele recht op gelijke behandeling.

In de uitspraak van de Hoge Raad valt die weging anders uit. Die stelt de uitoefening van individuele rechten centraal. De op religieuze gronden gebaseerde handelwijze van groepen wordt daarbij achtergesteld. Dit is bij uitstek het resultaat van een individualistische en seculiere benadering.

Het voorgaande illustreert dat de verhouding tussen gelijkheid en vrijheid scheef lijkt te groeien. De gelijkheidsclaim van individuele burgers lijkt voorrang te krijgen op de groepsrechten van maatschappelijke organisaties. Voor maatschappelijke organisaties wordt het daarmee moeilijk om een coherent en consistent beleid te voeren. Eenheid in leer en leven is op die manier nauwelijks in de praktijk te brengen. Dit brengt identiteitsgebonden maatschappelijke organisaties in een lastige positie.

De auteur is jurist en SGP-raadslid in Capelle aan den IJssel. Dit artikel is een bewerking van zijn bijdrage maandag aan de debatbijeenkomst over ”Gelijkheid als nieuwe religie”.

Meer over
Eed of belofte

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer