Rechtvaardiging
Romeinen 8:28
„En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede…”
Ik durf niet te zeggen dat de rechtvaardigmaking –voor zover ze behelst toerekening en vergeving van zonde– een onophoudelijke daad is of dat alle zonden uit het verleden en tegenwoordige en toekomende zonden een gelovige ziel vergeven zijn. Dit zeg ik wel: dat al onze zonden uit het verleden en onze tegenwoordige zonden vergeven worden. Ik durf ook te zeggen dat deze gunst is aangenomen tot een onderpand van verzekering, door onszelf naar Christus te voegen. Wij mogen en zullen de vergeving van onze dagelijkse zonden ontvangen en in de jongste dag zullen wij tevens ontslagen worden van alle beschuldigingen die tegen ons zijn ingebracht.
O, heerlijk voorrecht, in het bijzonder om deze inzichten. Hierdoor wordt een zondaar rechtvaardig. Een verwondering die de engelen zelfs verbaasd mag maken. Dat de mens zondigt en vervloekt is in zichzelf en in dat ogenblik van de tijd gezegend en rechtvaardig is in een Ander. Deze rechtvaardigheid maakt een zondaar onzondig. Hierdoor wordt een zondaar gerechtvaardigd voor de rechterstoel van God. Het is God Die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemd? Het is niet Christus, Hij is onze voorspraak. Het is niet de zonde, want Christus werd zonde voor ons gemaakt. Het is niet de wet, want Christus heeft voor ons de wet vervuld. Het is niet de satan, want God is onze rechter en zo Hij ons vrijverklaard heeft, wat kan de satan nog uitrichten?
Isaac Ambrosius, predikant te Preston
(”Voorrechten van een gelovige ziel”, 1660)