Rein
Ezechiël 34:31
„Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide, gij zijt mensen; maar Ik ben uw God.” Gods volk is Mijn duive, Mijn schone, Mijn volmaakte. Ja, zegt Hij, „geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u” (Hooglied 4:7). Geen wonder, want zij zijn afgewassen en geheiligd door Gods Geest. Zij zijn geroepen met een heilige roeping, zodat zij afgescheiden zijn van datgene wat onrein is. Zij hebben een rein hart. Zij hebben het geloof dat het hart reinigt. Zij hebben een onwankelbare hoop en die hoop reinigt hen, gelijk God rein is. Zij hebben een zuivere liefde tot God, zodat zij ook een reine wandel hebben. Zij wandelen als kinderen van het licht en des daags, zodat zij als schaapjes rein zijn. Zie maar eens waar de Heere Jezus Zijn bruid mee vergelijkt: „Uw tanden zijn als een kudde schapen” (Hooglied 6:6). Mijn duive, Mijn volmaakte, zij is als de dageraad, schoon gelijk de maan, zuiver als de zon.
Een schaap is ook een profijtelijk dier. Zo is het ook met een kind van God. Het zijn zulke profijtelijke mensen. De wereld mag hen voor schadelijke mensen achten. Weet u voor wie een kind van God profijtelijk is? Hij is het voor zijn huisgenoten en buren, voor goddelozen en vromen, voor land en kerk.
Ds. Bernardus Smijtegelt, (Twaalf uitmuntende practicale leerredenen over verschillende plaatsen des Ouden Testaments)