Verdienen aan de verloren zoon
Het verhaal gaat dat Abraham Kuyper aan een student die hij toetste op een preekvoorstel de vraag stelde hoeveel hij van zichzelf had en hoeveel van een ander. Toen de student antwoordde: 95 procent van mezelf en 5 procent van een ander, zei Kuyper dat hij zelf nooit verder was gekomen dan het omgekeerde.
Hij bedoelde natuurlijk niet dat hij die 95 procent letterlijk uit een preek van een ander had overgeschreven. Men moet overigens niet uitsluiten dat dit ook wel eens gebeurt, voor 100 procent zelfs. Het is mij ook wel eens overkomen dat ik lange fragmenten in een preek letterlijk herkende, terwijl er van bronvermelding geen sprake was. „Waar háált hij het vandaan!” zegt de goedgelovige gemeente dan, in de veronderstelling dat het allemaal aan het eigen brein van de eerwaarde ontsproot.
Maar nu dan de verloren zoon. Die geld en goed verspillende jongen blijkt telkens weer een geliefd personage te zijn voor de predikheren. Ik zou niet weten hoeveel keren ik in mijn leven al over de verloren zoon heb horen preken maar het laatste jaar heb ik liefst zeven keer zijn verhaal van de kansel mogen horen, hoewel niet alle op dezelfde locatie. Mooie preken, daar niet van. En (gelukkig) ook verschillend gecomponeerde preken. Maar intussen: 5 procent van henzelf en 95 procent van een ander. Van ds. J. J. Poort bijvoorbeeld, die liefst twaalf Bijbellezingen aan de aan lagerwal geraakte jongen wijdde (”Vader ik heb gezondigd”). Of van Henri Nouwen, die twee geschriften over hem het licht deed zien (”Eindelijk thuis” en ”Thuiskomen”). Of van Tim Keller (”De vrijgevige God”).
Er is de laatste jaren wel een ombuiging gekomen. Bleef vroeger de oudere broer een beetje in de schaduw, de laatste tijd staat hij vooral in het centrum van de aandacht, als de keurige trouwe kerkganger, die echter toch niet deelneemt aan het feest voor de terugkeer van zijn verloren gewaande broer.
Toen een ooit vermaarde en beminde godsdienstonderwijzer voor het eerst op prekenpad ging, was zijn eerste preek ook aan de verloren zoon gewijd. Hij reed zelf geen auto en werd van zondag tot zondag door een kennis naar gemeenten her en der in het land gereden. Die moest week aan week de preek over de verloren zoon aanhoren. Op een bepaald moment raadde de chauffeur de oefenaar aan nu eens een andere preek te maken. Want, zei hij: „Je hebt aan die jongen al meer verdiend dan die jongen heeft opgemaakt.” Het laat zich (niet) raden hoeveel preek- en reisvergoedingen al betaald zijn voor kanselproducties aangaande de verloren zoon, of hoeveel royalty’s er al zijn uitgekeerd voor boeken over hem.
Het is natuurlijk geen optie die vergoedingen te geven aan een organisatie als Ontmoeting, die zich over zwervers ontfermt. Laten we liever allen een steentje bijdragen. En intussen toch maar blijven preken over de verloren zoon, vanwege de terugkeer. Met Rembrandts ontroerende schilderij als achtergrond.
(…) Maar toen na jaren
Melaats een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer…
Zag zij hem aan en
Vond geen tranen
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.
(uit ”Moeder” van Geerten Gossaert)