Niet elke Guidoleerling bidt nog mee
ROTTERDAM – Meer en meer komt het voor dat leerlingen tijdens het gebed niet meer meebidden, constateert C. Verheij, docent geschiedenis en maatschappijleer aan de Guido de Brès in Rotterdam. „Het aantal leerlingen dat weinig of niets meer heeft met het christelijk geloof neemt sterk toe.”
Verheij leidde zaterdag de discussie tijdens een symposium ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de reformatorische scholengemeenschap Guido de Brès, sinds 1995 een locatie van het Wartburg College. „Herkent u dit?” vroeg hij de zaal. Een docent: „Ik onderschrijf dit wel. Tegelijkertijd zie je dat een ander deel van de leerlingen veel bewuster met het geloof bezig is.”
”Piketpaaltjes of bressen” luidde het thema van het jubileumsymposium. Met als vraagstelling: Kunnen we nog veertig jaar op dezelfde wijze reformatorische school zijn? En: Moet de reformatorische school algemeen toegankelijk worden?
Vragen die niet voortkomen uit onzekerheid of twijfel, zei ds. J. P. Boiten, voorzitter van het bestuur, in zijn openingswoord. „Alsof we de balans nog moeten opmaken. Vanuit Psalm 78 is ons principiële uitgangspunt duidelijk: „Opdat het navolgende geslacht…”
De eerste twintig jaar Guido stonden vooral in het teken van het slaan van piketpaaltjes, gaf locatiedirecteur drs. R. Toes aan, het zoeken naar een reformatorisch paradigma. „Inmiddels is de scope wat veranderd. Het gaat er nu meer om: Hoe bereiden we leerlingen voor op het staan in déze maatschappij?”
„Heel concreet”, zo formuleerde W. Büdgen, voorzitter van de centrale directie van het Wartburg College, het: „Een oud-leerlinge komt te werken op het grote kantoor van Nationale-Nederlanden in Rotterdam. Op zeker moment is een collegaatje een paar dagen afwezig. Als ze weer terugkomt op kantoor, ziet ze er niet goed uit. De oud-leerlinge vraagt: „Wat is er met je?” „Hoe zou het met je zijn als je net abortus hebt laten plegen?” is het antwoord. Zo’n antwoord – kunnen onze leerlingen dat straks aan?”
Drie oud-leerlingen en een oud-docent formuleerden een ”statement”. Drs. J. Wienen, burgemeester van Katwijk (CDA), raadde de Guido de Brès aan vast te houden aan zijn toelatingsbeleid. Tegelijk: zou het niet beter zijn met álle ouders een toelatingsgesprek te voeren, „in plaats van ervan uit te gaan dat het wel goed zit als ze tot een bepaald kerkgenootschap behoren of aan bepaalde uiterlijke kenmerken voldoen?”
Dr. ir. H. Paul, inspecteur-generaal bij het ministerie van VROM, gaf aan dat er in „Haagse kringen” steeds minder begrip is voor de reformatorische zuil. „Maar letten we niet te veel op de externe dreiging? Is er wel aandacht voor de innerlijke dreiging? Alleen als we over innerlijke veerkracht beschikken, kunnen we de externe dreiging aan. De taak van het gezin wordt steeds belangrijker.”
Oud-docent ds. C. J. Meeuse wierp de vraag op of het beeld van de zuil wel zo Bijbels is. „Is het beeld van de wijngaard niet veel Bijbelser? Een wijngaard, een planthof, met muren ter bescherming eromheen?”
De predikant merkte op zich enige zorgen te maken over de tijdens het symposium meermalen gemaakte opmerking dat het aankomt op de kern, en niet zozeer gaat om „allerlei uiterlijkheden.” Ds. Meeuse: „Ook de norm van zedigheid is een voluit Bijbelse norm – het zevende gebod.”
Eerste Kamerlid en oud-leerlinge mr. E. F. Flora Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie) wees op het niet te overschatten belang van de leraren als identicatiefiguren in Bijbelse zin voor de leerlingen. „Zij zijn het die de belangrijkste levenswaarden overdragen. Levenswijsheid – Wie God is en wie de mens is. Daar gaat het om. Wereldwijsheid halen de leerlingen wel ergens anders vandaan.”