Eerlijk over handel
Fair trade is hot. Die indruk krijg je in ieder geval als je de campagnes over dit thema beziet. Of het jongeren ook bezighoudt? De jongerenclub van het CNV spant zich er in ieder geval wel voor in. Ook Eefje de Gelder (21) liep er warm voor. Zij werd echter van een fervent voorstander een scepticus.
Was ze eerst helemaal lyrisch over fairtradeproducten, sinds kort is ze een stuk sceptischer. Het schrijven van een bachelorscriptie bracht Eefje de Gelder (21) uit Tilburg op andere gedachten.
Als Eefje voor juni dit jaar ging winkelen, moest het gek lopen als ze niet thuiskwam met ‘eerlijke’ artikelen. Fairtradechocola en dergelijke. De studente economie aan de Universiteit van Amsterdam werd door haar omgeving verweten een „linkse idealist” te zijn.
Ze probeerde iedereen over te halen om fair trade te kopen. Eefje: „Ik ben altijd erg kritisch tegenover ontwikkelingshulp in het algemeen geweest. Je weet nooit waar je geld terechtkomt. Met fair trade dacht ik de boer écht te helpen. Als christen vind ik dat belangrijk. Je moet betrokken zijn op anderen in de wereld die het minder goed hebben.”
Sinds haar onderzoek is Eefje sceptischer. „Ik koop nu veel minder eerlijke producten. Het economische aspect van fair trade vind ik niet meer overtuigend. Ik denk dat het een derdewereldland niet echt verder helpt. Om de ethische aspecten van fair trade blijf ik nog wel kopen. Dat er in Ivoorkust slaven voor mijn chocola werken, wil ik niet. Het is belangrijk dat er onder goede omstandigheden wordt geproduceerd.”
Eefje werkte van april tot juni dit jaar aan een bachelorscriptie over de economische gevolgen van toepassing van fair trade. Specifiek keek ze daarbij naar de koffiemarkt. „Ik concludeerde dat het inkomen van één boer wel kan verbeteren, maar dat daarmee de economie van het land en de levensstandaard van de rest van de bevolking niet verbetert. Dat hangt namelijk van andere factoren af.”
Een bredere economische groei door een stabiele regering, daar gelooft Eefje meer in. „Van zo’n ontwikkeling profiteert het hele land en dus alle boeren. Ook het opheffen van handelsbarrières van bijvoorbeeld de Verenigde Staten levert uiteindelijk meer op.”
Naar het project van Woord en Daad (zie ander kader) kijkt Eefje kritisch. „Het klink mooi. Maar ik vraag me altijd af wat er gebeurt als je het hele project opeens stopzet. In 2009 bleek overigens uit onderzoek dat toename van het inkomen onder Nicaraguaanse koffieboeren door fair trade beperkt was.”
Een voorbeeld van eerlijke handel is een lopend project van Woord en Daad onder kleine koffieboeren in Nicaragua.
De boeren die Woord en Daad samen met een Spaanse organisatie steunt, hebben allemaal een certificatie van koffiegigant Starbucks. Zo levert de koffie een beter prijs op. Maar ook de zekerheid dat de oogst verkocht kan worden.
Om met Starbucks samen te werken, moeten de boeren aan de nodige eisen voldoen. Door training leren ze hun landbouwmethode te verbeteren. Het kunstmestgebruik wordt goed afgestemd op de eisen van de plant. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen moet aan regels voldoen. Ook moeten de arbeidsomstandigheden voor de plukkers goed zijn: geen dwang- of kinderarbeid en voldoende sanitaire voorzieningen voor de plukkers.
„Prima, die samenwerking met Starbucks. Het klassieke verhaal van fair trade. Maar eerlijke handel op de lánge termijn vergt meer”, stelt John Lindhout van Woord en Daad. „Wij steken onze nek uit en gaan verder. De kleine boer met een paar hectare grond moet ook voor later een kans krijgen.”
Woord en Daad leent daarom via de Spaanse partner geld uit aan zulke boeren in het Centraal-Amerikaanse land. Met de lening kunnen de boeren hun plantages vernieuwen. Want na ongeveer acht jaar gaat volgens Lindhout de productie van koffieplantjes achteruit. „Minder koffie betekent minder inkomsten. Door de boertjes leningen te verstrekken wordt de efficiëntie van hun plantages verbeterd. De kleine koffieboeren in Nicaragua kunnen op deze manier blijvend concureren met de grote spelers.”
Lindhout zag met eigen ogen dat levensstandaard van boeren in Nicaragua verbeterde. „Ze krijgen meer oog voor onderwijs voor hun kinderen. De inkomens stijgen, wat zichtbaar wordt in nieuwe zinkplaten op de daken van huizen.”
Het uiteindelijke doel van het project is dat de bevolking door een verbeterde levensstandaard de gezondheidszorg en het onderwijs zelf in stand gaat houden, aldus Lindhout. „Op dit moment steken wij daar met andere projecten in Nicaragua ook veel geld in. Maar dat kan natuurlijk niet tot in lengte van dagen zo blijven.”
Van kritiek wil Lindhout niets weten. Projecten met eerlijke handel hebben volgens hem echt nut. „Het effect is blijvend omdat we de boeren leren ondernemer te zijn. Hun gedachtegang verandert werkelijk.”
Hoewel de boeren het geld soms –tegen de afspraak– ergens anders voor gebruiken, is het model duurzaam. „Het gaat om kredieten. Het geld is immers slechts uitgeleend. Daarom hoeft het geen tijdelijk project te zijn, maar een doorgaande dienst om de arme boer te helpen. Over vijf jaar mag de boer weer aankloppen voor een lening.”
Tijdens de VN-top over millenniumdoelen deze week had de Nederlandse delegatie een ‘eerlijk’ pak aan. Mede door de inzet van CNV Jongeren.
”Eerlijke kleding? Draag het uit!” is het motto van de campagne van de CNV Jongeren en CNV Internationaal. Annelies van der Leeuw (26) uit Utrecht was er nauw bij betrokken. Als communicatiemedewerker bij CNV Jongeren onderzocht ze de mening van 751 jongeren tussen de 14 en de 27 jaar over eerlijke kleding.
Waarom de campagne?
„We willen jongeren ervan bewust maken dat het in Nederland allemaal zo goed geregeld is. De arbeidsomstandigheden zijn over het algemeen fatsoenlijk en de salarissen zijn voldoende. Op veel plekken ter wereld is dat niet het geval. Veel kleding die in de Nederlandse winkels hangt, wordt onder erbarmelijke werkomstandigheden gemaakt. Met de actie willen we solidair zijn met jonge werknemers over de grens.
Fair trade heeft inmiddels echt geen geitenwollensokkenimago meer. Met de campagne hopen we jongeren over te halen om iets duurdere, maar eerlijke kleding te kopen. De gemiddelde jongere besteedt veel aan kleding, dus dat kan er best van af.”
Wat bleek uit het onderzoek?
„Jongeren staan open voor eerlijke kleding. Ze willen er zelfs iets meer voor betalen. Probleem is: ze kunnen de kleding gewoonweg niet vinden. Het is niet herkenbaar. De grote kledingmerken denken namelijk dat jongeren er niet om malen en die doen dus weinig met fair trade. Dat moet veranderen.”
Staan alle jongeren open voor fair trade?
„Nee, ik kan me goed voorstellen dat sommige jongeren zelfs nog nooit van eerlijke kleding gehoord hebben. Daar ligt dus nog een mooi doel voor ons. We stoppen dan ook nog niet met de campagne.”
Wat staat er nog meer op stapel?
„Een van de jongeren uit het onderzoek gaat in oktober een kijkje nemen in Cambodja. Zij gaat met eigen ogen zien hoe het er toegaat in de kledingindustrie daar. Van dit bezoek wordt een documentaire gemaakt.”
Wat is fair trade?
Fair trade bevordert duurzame ontwikkeling in de handel. Bij eerlijke handel gaat het met name om export van arme derdewereldlanden naar rijke westerse landen. Door fair trade krijgen bijvoorbeeld koffieboeren, cacaoboeren of bananenboeren in Latijns-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië een eerlijke prijs voor hun handelswaren. Eerlijke handel moet fatsoenlijke en veilige werkomstandigheden waarborgen en uitwassen zoals dwang- en kinderarbeid voorkomen.
Onderzoek
Eerlijke producten vinden aftrek onder alle lagen van de bevolking. In juni promoveerde econoom dr. Robert Gielissen aan de Universiteit van Tilburg op een onderzoek naar maatschappelijk verantwoorde producten. Uit het onderzoek bleek dat SGP-stemmers minder maar christenen in het algemeen meer aan fair trade uitgeven. Gielissen: „Ik denk dat strenge gereformeerden minder geneigd zijn geld uit te geven dan andere burgers.”