Kerk krijgt er een taak bij
Kerken hebben een heel eigen rol in het debat rond milieu en klimaatverandering. Ze kunnen het goede praktische voorbeeld geven, maar moeten vooral laten horen hoe de Bijbel spreekt over de juiste omgang met Gods schepping, stelt prof. Jan Boersema.
Het is niet juist als het klimaat in de kerk alleen ter sprake komt als er wordt gesproken over de isolatie van het gebouw, vindt Boersema, hoogleraar levenswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Ik vind het natuurlijk prachtig als architecten erover nadenken hoe ze oude kerken milieuvriendelijker kunnen maken, maar de wezenlijke bijdrage van kerken ligt op religieus terrein.”
Kerken hebben wel een voorbeeldfunctie, stelt de hoogleraar. „Die is ontzettend belangrijk. In Engeland bijvoorbeeld schenken heel veel kerken alleen fairtrade en ecologische koffie en thee, en daar zijn ze trots op. Maar centraal moet staan dat ze in de maatschappij een religieus geluid laten horen over milieu en klimaat. Dat zou een wezenlijke bijdrage zijn aan het debat.”
Dat het niet goed gaat met het milieu –natuur en biodiversiteit– en het klimaat, is volgens hem duidelijk. „Het wordt steeds duidelijker dat we afstevenen op een klimaatverandering. Die heeft plussen en minnen, maar per saldo is het een ongunstige ontwikkeling. Bovendien zijn de gevolgen niet lineair: we kunnen voor verrassingen komen te staan. Als bijvoorbeeld de warme Golfstroom van richting verandert, krijgen we het in Nederland echt koud, ondanks de wereldwijde opwarming.”
Hoewel de hoogleraar erkent dat het vertrouwen in het laatste rapport van het VN-klimaatbureau door de ophef van een halfjaar geleden een forse deuk heeft opgelopen, staan wat hem betreft de fysische en de chemische feiten als een huis.
„De toename van CO2 en andere gassen in de atmosfeer is duidelijk, de werking van het broeikaseffect is bekend en de wereldwijde opwarming gaat door. De onzekerheden in het rapport gaan over de effecten die de klimaatverandering zal veroorzaken. Dat die effecten er zijn, wordt ook steeds duidelijker. Zo overwinteren vogels de laatste veertig jaar steeds noordelijker. Die waarnemingen zijn betrouwbaar. Vogels trekken zich echt niets aan van de heisa om een klimaatrapport”, aldus Boersema.
Biodiversiteit
„Kijken we naar de natuur dan zien we een dramatische achteruitgang van de soortenrijkdom, de zogeheten biodiversiteit, vooral in zee. Dat valt niet zo op, omdat het zich aan het zicht onttrekt. De koralen gaan bijvoorbeeld hard achteruit en door overbevissing zijn rijke visgronden ernstig verarmd. Op land lijkt de situatie minder dramatisch, met uitzondering wellicht van de amfibieën.”
Soms heeft het verdwijnen van een soort nauwelijks gevolgen voor het hele ecosysteem, stelt de hoogleraar. Hij noemt daarbij de Amerikaanse trekduif als voorbeeld. „Die verdween ongemerkt rond 1900 vooral als gevolg van plezierjacht.”
Als toppredatoren uitsterven, ziet het plaatje er echter heel anders uit. „Als bijvoorbeeld een wolf uitgeroeid is, komen er meer herten. Door overbegrazing stagneert de boomgroei, waardoor bevers minder te knagen hebben. Met het aantal bevers neemt ook het aantal waterige gebieden af en komen er minder libellen.”
Duurzaamheid
Boersema wil echter niet alleen kommer en kwel preken, maar ziet ook lichtpuntjes. Zo zijn er wereldwijd meer natuurgebieden gekomen en gaat er veel geld naar natuurbescherming. In Nederland is het duidelijk dat de overheid resultaten boekt met haar natuurbeleid. „Daaruit blijkt dat als je bijstuurt, je nog best zaken ten goede kunt keren.”
Naast duurzaamheid is ook kwaliteit belangrijk. „Om het ingewikkelder te maken: onze opvatting van kwaliteit is niet altijd duurzaam. We vullen kwaliteit vaak te materialistisch in”, vindt de hoogleraar.
„We moeten weer ontdekken hoe kwaliteit zich kan verdragen met het natuurlijke milieu. Het moet uiteraard wel passen bij de moderne samenleving. Je kunt dan bijvoorbeeld beter gaan inlineskaten dan skiën op een kunstmatig aangelegde piste.”
Zo komt de hoogleraar ten slotte bij twee hoofdpunten uit: „In de toekomst moeten we minder grondstoffen gaan gebruiken, die we bovendien met schonere energie laten circuleren. Ook moeten we andere grondstoffen gaan gebruiken: minder cobalt, chroom en titaan, meer zand, water en ijzer, die in ruime mate voorhanden zijn.
Ook moeten we ons waardepatroon vergroenen, ons denken moet groener. Als ik bijvoorbeeld lees dat de korhaan bijna uitgestorven is in Nederland en ik heb zo’n beest nooit gezien, dan lig ik daar echt niet van wakker. Als biodiversiteit alleen iets is van een spreekbeurt en geen deel uitmaakt van ons leefpatroon, ziet het er slecht uit voor het milieu.”
Kerk
Het valt hem op dat de verontrusting over natuur en milieu vooral buiten de kerken is ontstaan. „Dat was in het verleden echter anders. De dierenbescherming in Engeland kwam er in de negentiende eeuw dankzij de kerken. En aan de komst van de natuurparken in de VS hebben veel protestanten meegewerkt.”
Toen het moderne milieubewustzijn in de jaren 60 en 70 opkwam, werd dat vooral uitgedragen door personen met een linkspolitieke inslag, buiten de kerken om, signaleert de hoogleraar. Dat heeft acceptatie binnen de kerkelijke gemeenschap bemoeilijkt.
„Er kwam zelfs aversie tegen milieuonderwerpen. Niet dat kerkleden de schepping onbelangrijk vonden, maar ze veronderstelden er een waardenpatroon achter, dat ze niet accepteerden. De boodschapper is dan zeker zo belangrijk als de boodschap zelf.”
Ook raakten de kerkleden politiek gezien steeds rechtser georiënteerd. „De arbeiders en de elite verdwenen gaandeweg uit de kerk. Wie bleef, hoorde bij de maatschappelijke middenlaag. En die was gewoonlijk rechts georiënteerd”, stelt Boersema.
„Daarbij kwam dat onder veel kerkmensen de eschatologie van belang is, hun sterfelijkheid en levenseinde. Dat staat haaks op de vraag om al te veel aandacht te geven aan deze wereld en zijn ellende.”
Politiek
Hoewel de aandacht voor het hiernumaals is toegenomen ten koste van de eschatologie, ziet de hoogleraar dat de achterban van de SGP wel is blijven hangen in de toenmalige benadering van natuur en milieu. Daar heeft men bijvoorbeeld minder moeite met het verschijnsel bio-industrie. De ChristenUnie heeft zich anders ontwikkeld en kan volgens hem nu gedefinieerd worden als sociaal-groen.
Het verbaast hem dat de grote partijen CDA en PvdA –„Balkenende en Kok”– onvoldoende in de gaten hebben gehad dat een ”ecological economy” nodig is, een economie die gebaseerd is op een andere, duurzame omgang met grondstoffen en de natuur. „Het milieuvraagstuk is geen kostenpost, maar een harde noodzaak die de innovatie zal aanjagen. Maar dat zit absoluut niet tussen de oren bij die mensen. Trouwens ook niet tussen de oren bij Rutte, Wilders en Verhagen. Die hebben daar eveneens een blinde vlek voor.”
Ook signaleert hij dat secularisatie en kerkverlating de aandacht voor milieu en klimaat in de kerk niet ten goede komen. „Daardoor zijn mensen meer op elkaar aangewezen en hebben meer behoefte aan troost, warmte en bemoediging en zeker niet aan nog meer problemen. En milieuvragen zijn vaak problematisch van aard.”
Bovendien verwachten de toehoorders in de kerk een levensbeschouwelijke en theologische vraagstelling en geen politieke. „ Ze willen er wel praten over de schepping, maar niet over CO2 en biodiversiteit.”
Geen hiërarchie
Wel moeten de kerken en christenen wat hem betreft voorzichtig zijn met het toepassen van teksten uit de Bijbel op de problemen van deze tijd. „Zomaar een tekst plukken uit wat voor Bijbelboek dan ook is niet verstandig. De bredere context is altijd belangrijk.”
Zo geeft de Bijbel grond voor de gedachte dat de natuur een zelfstandige waarde heeft als Gods schepping, los van de mens. Die gedachte is volgens de hoogleraar ondergesneeuwd door het binnenhalen van het Griekse denken in de kerk. „Die veronderstelde een hiërarchie met de mens bovenaan. Hoe meer waarde iets had voor de mens, hoe hoger het stond op de ladder. Zo was een tamme vruchtboom waardevoller dan een tamme boom zonder vruchten.”
Hij wijst op Genesis 9, waar God een verbond sluit met alles wat leeft en zelfs met de aarde. „De mens bemiddelt daar niet en moet er rekening mee houden dat dit verbond er is. Elk mens moet dat verbond respecteren.”
Het is daarmee geen ladder, maar een driehoek: de mens en de schepping hebben elk een zelfstandige relatie met de Schepper, stelt Boersema. Dat de mens een aparte positie heeft binnen de schepping is voor hem overduidelijk: dat is de basis voor de menselijke verantwoordelijkheid.
„Maar dat betekent niet dat de mens de aarde mag uitbuiten. In het verleden is maar al te vaak gedaan alsof de aarde een grote koelkast is waar ieder naar believen uit mag pakken.”
Geen rentmeester
De hoogleraar keert zich krachtig tegen de gedachte dat de mens rentmeester zou zijn over de hele schepping. „Dat kom ik nergens in de Bijbel tegen. Wel heeft God in de hof van Eden de mens de opdracht gegeven om die tuin te bouwen en te bewaren. Buiten de hof is die opdracht niet herhaald.” Met name ten aanzien van de wilde natuur is rentmeesterschap niet de juiste houding, concludeert Boersema. „We leven niet meer in die tuin.”
In de Bijbel heeft de wilde natuur volgens hem een januskop. „Enerzijds is ze vreeswekkend. Droogte, hitte en wilde dieren kunnen een straf zijn voor de zonden van de mens. Anderzijds roept diezelfde natuur bewondering op voor de Schepper ervan. Over die natuur zijn wij geen manager; ons past een zekere terughoudendheid.”
Netwerkdag
Het Interkerkelijk Milieu Netwerk (IMN) houdt vandaag in de Maranathakerk in ’t Harde zijn vierde netwerkdag met als thema ”Wegkijken of vooruitzien?” Daarin komen de thema’s klimaatverandering en biodiversiteit aan de orde. Dit laatste mede vanwege het feit dat 2010 is uitgeroepen tot Jaar van de Biodiversiteit.
Theoloog en bioloog Jan Boersema spreekt er over ”Hoe gaan we om met zekerheden en onzekerheden rond klimaatverandering?”.
Het IMN bestaat uit organisaties die zich vanuit een christelijke inspiratie inzetten voor zorg voor de schepping. Het netwerk zat onder meer achter de actie om tijdens de VN-klimaattop in Kopenhagen de kerkklokken van 900 kerken en parochies te luiden.
Prof. Boersema
Jan J. Boersema (1947) studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij promoveerde in 1997 aan de RUG op een milieukundig-theologisch proefschrift ”Thora en Stoa over mens en natuur. Een bijdrage aan het milieudebat over duurzaamheid en kwaliteit”.
De laatste jaren heeft hij zich bezighouden met de historische, filosofische en religieuze achtergronden van het milieuvraagstuk in de westerse cultuur.
In maart 2002 werd hij benoemd als hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam aan de faculteit aard- en levenswetenschappen. Zijn inaugurele rede handelde over ”Hoe groen is het goede leven? Over vooruitgang en het natuurlijk milieu in onze westerse cultuur”.
Daarnaast is hij predikant en gaat geregeld voor in de Hooglandse Kerk in Leiden, waar de protestantse gemeente (PKN) samenkomt.
Zonnecellen op kerkdak
In de Ontmoetingskerk in Rijsenhout heeft woensdagavond een regionale bijeenkomst plaats over energie en rentmeesterschap door kerken.
Fred Gardner, oprichter van Noord-Hollandse Energie Coöperatie (NHEC) en lid van de protestantse gemeente Hoorn, hoopt te spreken over duurzame energiegebruik door kerken.
Jean-Paul Kersten van het bedrijf Energieker uit Amsterdam legt uit dat het plaatsen van zonnepanelen op kerkgebouwen, onder meer die in Rijsenhout, betekent dat het gebruik van fossiele brandstoffen drastisch naar beneden kan.