Opinie

Huiswerk voor antirevolutionaire erfgenamen in CDA, CU en SGP

De antirevolutionaire beginselen zijn in de huidige politieke situatie uiterst actueel, vinden Jan Westert en Rob Nijhoff. De antirevolutionaire erfgenamen in CDA, CU en SGP hebben meer met elkaar te delen dan nu gebeurt.

7 September 2010 08:44Gewijzigd op 14 November 2020 11:41
„Groen van Prinsterer had een diep christelijk-historisch respect voor de continuïteit van de geschiedenis” Foto: borstbeeld van Groen (1801-1876) in het gebouw van de Tweede Kamer. Foto RD, Henk Visscher
„Groen van Prinsterer had een diep christelijk-historisch respect voor de continuïteit van de geschiedenis” Foto: borstbeeld van Groen (1801-1876) in het gebouw van de Tweede Kamer. Foto RD, Henk Visscher

De interne spanningen binnen het CDA roepen de vraag op: Kunnen antirevolutionairen elkaar over partijgrenzen heen opscherpen? Die vraag is breder dan de ”CDA-vraag” of de keuze voor een open middenpartij zich verdraagt met een beginselpartij. Buiten het CDA zijn politici uit de antirevolutionaire traditie vooral te vinden in kringen van ChristenUnie en SGP. Vanuit de christelijk-sociale traditie trekken ze ieder hun spoor met verschillende accenten en keuzes. Wat verbindt hen? En begint dat te midden van de huidige formatieperikelen niet extra gewicht te krijgen?

Allereerst is er natuurlijk het antirevolutionaire elan zelf. Groen van Prinsterer had een diep christelijk-historisch respect voor de continuïteit van de geschiedenis, een continuïteit die ligt onder alle veranderingen, ontwikkelingen, wendingen, discontinuïteiten en nieuwigheden. Dat is geen conservatisme, er blijft openheid voor het nieuwe dat van pas komt, gerichtheid op leniging van nood en verbetering van onderliggend structureel onrecht. Maar hierin klinkt wel een echo van de Schepper Die om Christus’ wil nooit loslaat wat Zijn hand begon.

Daarom: geen ontwrichting van de samenleving. Ook niet door tweedelingen van allochtoon en autochtoon, seculier en religieus of westers en islamitisch. Om niet te ontaarden in dergelijk populistisch sentiment heeft democratie de grenzen van een rechtsstaat nodig – en in acht te nemen.

Zijn antirevolutionairen tegenover maatschappelijke woelingen dan zo overheidsminnend? Integendeel. Ja, gezagsgetrouwheid beoogt onder andere instandhouding van de rechtsstaat. Maar een bedillerige overheid willen antirevolutionairen juist beteugelen. De overheid heeft een beperkte, begrensde taak.

Daarom wilde Abraham Kuyper dat de overheid de directe, eigensoortige vormen van soevereiniteit erkende van allerlei andere kringen in de samenleving. In verenigingen of bedrijven is het niet de overheid die de beslissingen neemt.

Vervolgens valt er te letten op de drie belangrijkste kwesties die de antirevolutionairen hebben beziggehouden aan het begin van de 20e eeuw: vrijheid van godsdienst en onderwijs (de schoolstrijd en de erkenning van ”vrije” kerken), politieke emancipatie van alle bevolkingsgroepen (met of zonder uitbreiding van het kiesrecht) en het opkomen voor sociaaleconomisch achtergestelden (de ”sociale quaestie”). Opvallend is dat alle drie prioriteiten nu opnieuw aan de orde zijn.

Erkenning van de vrije beleving van levensovertuiging tot in eigen organisaties toe, ook voor onderwijs, staat op het spel. Dit debat raakt het wezen en de grenzen van de rechtsstaat. Mogen er dan geen vragen worden gesteld bij de vormgeving van de rechtsstaat? Natuurlijk wel. Juist nu het christelijke ethos wegslijt dat de rechtsstaat tot nu toe gedragen heeft: gelijkwaardigheid en vrijheid van mensen. Wat betekent dit? Wat te denken van populistische of, zo men wil, fundamentalistische partijen die anderen fundamentele vrijheden misgunnen?

Grondig huiswerk is hier nodig, dat meteen de politieke emancipatie van bevolkingsgroepen raakt. Ook die speelt opnieuw – of nog altijd. Ooit kregen socialisten, antirevolutionairen, rooms-katholieken en bevindelijk gereformeerden toegang tot het Nederlands parlement, naast liberalen en conservatieven. Zo is momenteel partijvorming vanuit islamitische stromingen vooralsnog eerder een blijk van emancipatie dan een bedreiging. Stigmatisering of uitsluiting van allochtonen of moslims vergroot ressentiment, verscherpt tegenstellingen en stimuleert extremistische neigingen.

Ten slotte de sociaaleconomisch achtergestelden. Vaak zijn dat immigranten of hun (klein)kinderen. Volgens de Tilburgse theoloog Erik Borgman (op het Christelijk-Sociaal Congres 2010) legt het huidige populisme een nieuwe sociale kwestie bloot. Ook hier ligt huiswerk: tegemoetkomend zijn bij participatie, maar tegelijk streng zijn bij grensoverschrijdend gedrag. Vind in deze delicate combinatie maar eens een wijze balans. Bovendien is nu de sociaaleconomische situatie ongunstig, vooral voor laag opgeleiden, allochtoon of autochtoon. Niet alleen zijn hier in Nederland de economische middelen momenteel beperkt (de crisis), ook wereldwijd laten voedsel, energie en grondstoffen hun schaarste merken.

Kortom: antirevolutionairen hebben gezamenlijk huiswerk, juist als ze de gezonde politieke uitgangspunten zien die hen basaal verbinden. Van soevereiniteit in eigen kring én de reikwijdte van christelijk-sociaal denken, tot en met de vrijheden die vragen om diepere bezinning op de rechtsstaat. Vanuit vertrouwde beginselen hebben op deze gebieden antirevolutionaire erfgenamen meer met elkaar te delen dan nu plaatsvindt. Wie reserveert een ronde tafel?

De auteurs zijn respectievelijk voorzitter en beleidsmedewerker van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer