Handtastelijke pater beïnvloedt leven
Als tiener bracht hij enkele jaren door in het rooms-katholieke internaat Don Rua in ’s-Heerenberg. Hij werkte er aan de vervulling van zijn jongensdroom: priester worden. De periode in het tehuis zou een schaduw op zijn leven werpen. Peter Driessen (59): „Dat een pater z’n handen niet kan thuishouden, dat hield ik voor onmogelijk.”
Hij kiest zijn woorden met zorg als hij spreekt over zijn ervaringen met de paters salesianen van het rooms-katholieke internaat in het Gelderse ’s-Heerenberg. Peter Driessen, oud-docent en decaan in het hoger beroepsonderwijs, wil niet dramatiseren. Dat de mannenbroeders in opspraak zijn geraakt vanwege seksuele escapades in de jaren zestig en zeventig gaat hem aan het hart. Maar hij wil evenmin bagatelliseren. Daarvoor is het leed bij hemzelf en andere slachtoffers veel te groot.
Tot voor kort sprak Driessen zelden over de ongewenste intimiteiten waarmee hij als tiener in ’s-Heerenberg te maken kreeg. Als hij het al deed, dan slechts in een kleine kring van vrienden en familie. Dat hij, net als andere lotgenoten, het stilzwijgen doorbreekt, heeft maar één reden: de feiten aan het licht brengen. „Openheid is zo belangrijk”, zegt hij. „Voor de slachtoffers. En ook voor de daders. Alleen zo kan de kerk met zichzelf in het reine komen.”
In zijn woning in Geldrop heeft Driessen enkele foto’s uit de tijd dat hij in het internaat in ’s-Heerenberg was, binnen handbereik. Ze tonen een toegewijde tiener die genoot van het onderwijsprogramma van de paters. „Ik volgde de vakken die hoorden bij een gymnasiumopleiding. Daarnaast was er veel aandacht voor spirituele vorming. We begonnen de dag altijd met een misviering. ’s Avonds was er een meditatief moment in de kapel.”
Het internaat bood onderdak aan zo’n 130 jongens. ’s Nachts verbleven zij in vier grote slaapzalen. De docenten en medewerkers, in totaal ongeveer dertig man, hadden een eigen kamer in de zogeheten patersgang. „We mochten die ruimte slechts bij hoge uitzondering betreden. De paters genoten bij ons groot respect. Wij zagen hen als bijna-heiligen. De meesten hadden een aimabele uitstraling.”
De sfeer in ’s-Heerenberg omschrijft Driessen als streng en gedisciplineerd. „Zo moesten we tijdens de maaltijd zwijgen, pas na het amen van het dankgebed was er ruimte om iets zeggen. Ik heb me bij dat soort regels nooit onprettig gevoeld. Eén dag per maand moesten we ons voorbereiden op onze dood. Memento mori, zeiden de paters, gedenk te sterven. We leerden bewust met het leven om te gaan.”
Van ongewenste intimiteiten in het internaat had Driessen aanvankelijk geen weet. Totdat hij er zelf mee in aanraking kwam. In korte tijd werd hij vier keer door de pater-directeur van het internaat onzedelijk betast. „Het gebeurde voor het eerst toen ik op zijn kamer kwam om een incident in de klas met hem te bespreken. Hij vroeg mij of ik naast hem op de bank wilde gaan zitten. Tijdens het gesprekje legde hij opeens zijn hand op mijn knie. Vrij onschuldig. Ik dacht dat hij dat deed om mij te troosten. Maar daarna begon hij mijn rug te strelen. Bepaald niet onschuldig. Ik voelde mij er compleet door verward.”
De keren daarna gingen de intimiteiten verder, al bleef het bij betastingen. „Heel naar. Als jongen besefte ik meteen: dit kan niet, dit is fout, echt fout. Toch had ik geen verweer. Ik verkrampte. Kon niets uitbrengen. Pas later drong tot me door wat er was gebeurd. Maar ik stond het mijzelf niet toe er veel aandacht aan te geven. Vermoedelijk omdat ik er veel voor over had om priester te worden.”
Met leeftijdsgenoten sprak Driessen er niet over, zij het dat de jongens onderling wel zinspelingen op het gedrag van de directeur maakten. „Dan zeiden we bijvoorbeeld: Houd je handen thuis, man, je lijkt pater P. wel.”
Driessen kaartte het gedrag van de directeur wel aan bij zijn ouders. „Ik stuitte thuis op een muur van ongeloof. Uitermate pijnlijk. Mijn ouders zwegen. Negeerden. Paters doen zoiets niet, leken ze te denken. Ik voelde me afgewezen en aan mezelf overgeleverd. Wie kon ik nog vertrouwen?”
Tot overmaat van ramp werd Driessen drie jaar na aankomst in ’s-Heerenberg van het internaat verwijderd. „Van de ene op de andere dag kreeg ik te horen dat ik moest vertrekken. Peter heeft te veel heimwee, werd mijn ouders verteld. Daarmee was de kous af. Ondertussen lag mijn droom aan diggelen. Hoe kon ik ooit nog priester worden? Niemand leek zich erom te bekommeren. Tekst en uitleg kreeg ik niet.”
Pas sinds enkele maanden heeft Driessen een vermoeden van de werkelijke reden van zijn plotselinge verwijdering van het internaat. In een recent opgerichte werkgroep van lotgenoten hoorde hij dat de directeur er een speciale tactiek op nahield om ervoor te zorgen dat zijn seksuele uitspattingen geheim bleven: jongens die zich al te assertief gedroegen en er mogelijk met elkaar over spraken, werden naar een andere school overgeplaatst of eenvoudigweg naar huis gestuurd. „Bewijzen heb ik niet”, zegt Driessen, „maar het komt op mij plausibel over.”
De ongewenste intimiteiten en de verwijdering van het internaat hebben een donkere schaduw op zijn leven geworpen, zegt Driessen. „Vooral de jaren na mijn terugkeer thuis waren moeilijk. „Hij is ongeschikt voor het priesterschap”, zeiden mensen in mijn omgeving. „De opleiding was voor hem te zwaar.” Zulke opmerkingen sneden door mij heen.”
Zijn enige lichtpuntje in die tijd was dat hij goed overweg kon met zijn nieuwe klasgenoten, vertelt Driessen. „Later vond ik werk in het onderwijs. De afgelopen jaren heb ik een studie filosofie afgerond. Momenteel volg ik een opleiding tot lekenvoorganger in de Oud-Katholieke Kerk, waartoe ik inmiddels behoor. Ik wil graag in het pastoraat aan de slag.”
Met de pater-directeur van het internaat heeft Driessen nooit meer contact gehad. „De man is zes jaar geleden overleden. Ik wil hem niet aan de schandpaal nagelen. Dankzij Gods genade koester ik geen rancune. Maar het staat natuurlijk wel buiten kijf dat het vreselijk is wat hij tal van jongens, onder wie ikzelf, heeft aangedaan. Het zou de kerk sieren als zij de slachtoffers van seksueel misbruik erkent, royaal excuses maakt en om vergeving vraagt.”
Formele klacht
Over de ongewenste intimiteiten die hij als tiener meemaakte tijdens zijn verblijf bij de paters salesianen in internaat Don Rua in ’s-Heerenberg heeft Peter Driessen uit Geldrop een formele klacht ingediend bij het landelijke meldpunt Hulp & Recht van de Rooms-Katholieke Kerk, gevestigd in Utrecht. De klagers krijgen een juridisch adviseur toegewezen. Die zal hen naar een kerkelijke rechtszitting begeleiden. Het meldpunt laat weten dat de eerste zittingen vermoedelijk deze maand beginnen.