School zonder dogma’s
Op het christelijk gymnasium in Düsseldorf staat de leerling centraal. Een docent geeft wel bio en wiskunde, maar alleen om tussendoor van Jezus te getuigen. „Hier kun je de docent aanspreken en krijg je antwoord.”
Ulli Falk is in zijn nopjes met het nieuwe gebouw van het Freie Christliche Gymnasium (FCG). De gangen zijn breed en de trappen ruim. Op de vloer liggen gladde plavuizen. Voorwaarde was dat het gebouw „openheid en vrijheid” zou uitstralen. En dat is gelukt, meent de plaatsvervangend schoolleider.
Openheid en vrijheid zijn de kernwaarden van het FCG, vertelt Falk, terwijl hij zijn kamer binnenloopt. In de ruimte ernaast speelt iemand op de vleugel. Falk haalt zijn schouders op. „Heus, er zijn ergere dingen dan te vergaderen met muziek op de achtergrond.”
Dat vrije, dat koesteren ze in Düsseldorf. „Iedereen mag zichzelf zijn. Als iets onze kracht is, dan is het dit authentieke”, zegt Falk, die van zijn vrouw accentloos Nederlands heeft geleerd. „Niemand hoeft hier iemand anders te spelen.”
Een school met de ramen open dus. Naar buiten, maar evengoed naar binnen. „Ook naar het eigen geestelijk leven”, aldus Falk.
Variatie
„Bij de dagopening doet de ene docent een gebed van twintig minuten, terwijl een luchthartige collega een keer ”Halleluja” roept. Dat vinden wij allebei even goed”, zegt Wolfgang Frommann, voorzitter van de Rheinisch-Bergische Verein Freie Christliche Schulen. „Het gaat ons erom dat de docent een persoonlijk geloof in Jezus Christus uitstraalt. Wij bemoeien ons er niet mee hoe hij dat invult.”
Openheid, vrijheid en authenticiteit. Vraagt men naar de grondslag van het Freie Christliche Gymnasium, dan krijgt men deze drieslag te horen. Frommann: „Een docent wordt benoemd op grond van zijn persoonlijke relatie met Jezus. Bij de een is dat duidelijker dan bij de ander. Daar oordelen wij niet over. God heeft ook variatie geschapen.”
De overgrote meerderheid van de 45 docenten op het gymnasium komt uit wat men in Duitsland de ”vrije kerken” noemt, zoals de baptisten en de Vergadering van Gelovigen. Enkele docenten zijn rooms-katholiek. Falk: „Die verwoorden hun liefde voor Jezus anders dan traditionele baptisten. Toch herken ik er veel in”, zegt de plaatsvervangend schoolleider, die behoort tot de Vineyardgemeente in het Gelderse Dieren.
Falk weet dat christenen de neiging hebben „vanuit een dogma” te werken. „Dat is goed, maar het belemmert ook. Als wij in de docentenkamer ruzie willen, kan dat natuurlijk heel snel. Maar ik heb het nog niet meegemaakt.”
Herr Doktor
In een hoek van het plein, vlak bij de ingang, staat het vol schooltassen. Tien jaar na de oprichting van het gymnasium wandelen hier elke dag 600 leerlingen binnen. „We willen groeien tot 800 à 900 leerlingen”, zegt voorzitter Frommann. Eenzelfde groei kenden de drie andere scholen van de schoolvereniging.
Hoe verklaart Frommann dit succes? „Wij werken eraan dat onze scholen goed tot zeer goed zijn. Christenen mogen een voorbeeld zijn.”
Volgens Falk is het meeste onderwijs in Duitsland verpauperd. Van het ideaalbeeld dat voor elke klas een ”Herr Doktor” staat bij wie de jongeren aan de lippen hangen, is weinig over. „Op veel gymnasia zijn de docenten gemiddeld boven de vijftig. En de gebouwen zijn gewoon geen leuke plek om te zijn. Daar wil je echt niet naar de wc.”
Ongeveer 90 procent van de FCG-leerlingen is niet christelijk. Frommann: „Die lokken wij met een goede school. Thuis zeggen de kinderen: Papa, we moeten bidden voor het eten. Na een halfjaar vragen de ouders ons: Wie is toch eigenlijk die Jezus Christus?”
De weg naar Christus wijzen was in 1990 het doel van de schoolvereniging in Düsseldorf. „Het plan voor een school ontstond tijdens de Week van het Gebed in 1985. Het doel was Jezus Christus en de Bijbelse waarden uit te dragen. De school moest een evangelisatie-instituut worden.”
En zo is het gegaan. „Docenten maken mee dat leerlingen vragen hoe ze Jezus beter kunnen leren kennen. We weten dat hier kinderen tot bekering zijn gekomen. In de hemel verheugt men zich over elke zondaar die zich bekeert.”
Falk: „Als docenten zijn wij er vooral om te luisteren als een leerling het moeilijk heeft met de dood van zijn opa of de scheiding van zijn ouders. De helft komt uit een gebroken gezin. Jongeren zoeken niet een instructeur die vertelt hoe het moet, maar een coach die hen begeleidt.”
Een school voor alleen christenen spreekt Frommann niet aan. „Dat is een kaasstolp. Alle mensen hebben Christus nodig.”
Tegelijk wil Frommann het geloof niet opdringen. „Wij zijn tot vrijheid geschapen. We zijn geen islamieten.”
Klimtuin
In de middagpauze houden enkele docenten een korte bidstond. Een collega opent de Bijbel en vertelt over een klimtuin waarin een kind de opdracht kreeg zich te laten vallen en op de touwen te vertrouwen. De toepassing is helder. „Laat ons niet in de touwen hangen”, bidt hij even later, „maar neem ons op.”
In de kantine zit een drietal achttienjarigen huiswerk te maken. Lars kijkt op uit zijn wiskundeboek. Tot twee jaar geleden zat hij op een stedelijk gymnasium. „Het is hier duidelijk mooier en beter”, zegt hij. „Hier kun je de docent aanspreken en krijg je antwoord.”
Andreas haalt de koptelefoon uit zijn oor en excuseert zich dat hij weinig geeft om de identiteit van de school. „Het wekelijkse bezinningsuur wordt interessant vormgegeven – dat zonder meer. Dat halfuur houd ik wel uit. Zelf heb ik echter nog niet de ervaring gehad dat Hij bestaat.”
Falk maakt een omwegje over de tribune van de grote sporthal van de school. Iedereen die zich wil bewegen, kan hier terecht. „We bieden twee keer per week gymnastiek. En we organiseren competities.”
Evolutie
Voorzitter Frommann groeide ermee op dat de wereld door evolutie is ontstaan. Toen hij op zijn 24e christen werd, aanvaardde hij de scheppingsleer. Op school is het moeilijk daar eenheid over te bereiken. „In alle kerken wordt dit anders ingevuld. Dan kunnen wij niet één visie voorschrijven. Ook in Bijbelbeschouwing zijn we geen eenheid.”
Wel vindt Frommann wezenlijk dat de leerlingen alle ontstaansvisies horen. „Wij plaatsen evolutie, schepping en intelligent design naast elkaar. Het komt voor dat scholieren zeggen: Hé, voor de oerknal is meer geloof nodig dan voor de scheppingsdagen.”
Scherper is Frommann over zedelijk gedrag. „Overspel accepteren we niet. Daarbij bieden we hulp. Homoseksualiteit precies zo. Dat kun je niet als schoon en mooi voorstellen. We hadden eens een docente van wie bleek dat ze lesbisch was. Die vertrok uit zichzelf. God heeft ons bewaard voor echte confrontaties op dit punt. Want hoewel het wettelijk niet kan, zullen we van zulke docenten toch afscheid nemen.”
Op het gebied van kleding stelt de school weinig eisen. „Sommigen wensen een verbod op geverfde haren en lange broeken voor vrouwen. Maar dat gaat niet. We vragen van zowel jongens als meisjes dat de buik bedekt is. Van meisjes verwachten we ook dat ze niet te lage shirts dragen. Ze mogen dingen uitproberen en laten zien dat ze jong zijn, maar wel binnen grenzen.”
Falk: „Er is maar één toelatingseis en dat is dat de ouders met ons meewerken. Daarom voeren we een gesprek met het thuisfront. Als ouders ons belachelijk maken, beginnen wij niets.”
Frommann merkt dat de samenleving steeds kritischer wordt over christelijke scholen. „In de politiek groeit de aversie tegen christelijke instellingen. Soms overwegen we onze naam te veranderen. De Paulusschool of het Martin Luthergymnasium klinkt vandaag nu eenmaal beter.”
Christelijk onderwijs in Duitsland
Onderwijsbeleid ligt in Duitsland volledig bij de zestien deelstaten. De bekostiging van zelfstandige christelijke scholen verschilt daarom per regio.
Noord-Rijnland-Westfalen staat bekend als de meest ruimhartige deelstaat, aldus Peter Dück, voorzitter van het Verband Evangelischer Bekenntnisschulen (VEBS). „Daar wordt 87 procent van de lopende kosten vergoed.”
De grondslag van de VEBS –en de ongeveer dertig aangesloten scholen– omschrijft Dück als „evangelicaal.” „Wij gebruiken de grondslag van de Evangelische Alliantie. Onze scholen zijn orthodoxer dan de scholen van de protestantse volkskerk, die overwegend liberaal is.”
De dertig aangesloten scholen zijn echter niet de enige vrije evangelicale scholen. Dück: „In heel Duitsland gaat het om 100 instellingen verspreid over 85 steden en dorpen. In totaal zitten hier 30.000 leerlingen.”
Nog steeds zit de groei erin. „De eerste school ontstond 35 jaar geleden. Elk jaar komen er nieuwe bij. Als we geen lerarentekort hadden, zouden we nog sneller groeien.”
De wetgeving maakt niet mogelijk dat scholen uitsluitend uit christelijke gezinnen putten. „Alleen als we door plaatstekort leerlingen moeten afwijzen, mogen we de voorkeur geven aan christelijke kinderen. In de praktijk zien we dat niet-christelijke ouders belang hechten aan normen en waarden. Ze werken doorgaans goed mee, bijvoorbeeld door godsdienst als verplicht vak te accepteren.”
Volgens Dück, zelf verbonden aan de Christliche Schulverein in Lippe, is de bejegening van evangelicale scholen in Duitsland „positief.” „Met politiek en media hebben we regionaal goede contacten. We halen ook graag prijzen om onze kwaliteit te tonen. Maar in de landelijke media is het beeld duidelijk negatief. Voor bladen als Der Spiegel zijn we op zijn best te conservatief.”
De kritiek in de media dat religieuze scholen leiden tot een ”Parallelgeselschaft”, werpt Dück van zich. „Als dat zo is, zouden dan onze burgemeester en een parlementslid van de Groenen hun kinderen naar onze school sturen?”