„Refo te positief over samenleving”
AMERSFOORT – De gereformeerde gezindte heeft een te rooskleurig beeld van de Nederlandse samenleving. De seculiere overheid zal de komende tien jaar de reformatorische zuil afbreken.
Dat stelt ds. W. Visscher, predikant van de gereformeerde gemeente in Amersfoort, in het jongste nummer van het christelijke familieblad Terdege, dat dinsdag verschijnt.
Volgens ds. Visscher onderkent de gereformeerde gezindte de situatie onvoldoende. „Begin op een verjaardag eens over de toekomst van onze scholen. Dan krijg je te horen: „Onze buren zijn er best positief over.” Waarop ik dan de vraag stel: „Heb je hun ook gezegd dat daar aan kinderen wordt verteld dat de daad van homoseksualiteit zonde is? En dat mensen die de Heere Jezus niet liefhebben een vervloeking zijn?” Dan kan ik al vertellen wat de reactie is. „Te gek voor woorden dat zulke scholen van ons belastinggeld worden betaald.” Dat vindt driekwart van de Nederlanders, maar keer op keer zie ik bij dit soort gesprekken verbaasde gezichten bij onze eigen mensen.”
De dagen van het reformatorisch onderwijs zijn geteld, denkt hij. „De vrijheid van onderwijs zal voorlopig formeel wel blijven bestaan, maar het unieke in Nederland is de financiële gelijkstelling. Ik verwacht dat die de komende jaren wordt afgebouwd. Nergens in Europa is het zo geregeld.”
De Amersfoortse predikant verklaart de rooskleurige blik van de reformatorische kring uit de leefomgeving. Een groot deel van de gereformeerde gezindte werkt en leeft in een vrij beschermde omgeving, mede door het wegtrekken uit de steden. „Daardoor ontbreekt het besef van urgentie.”
Christenen moeten waakzaam zijn, vindt ds. Visscher. „Nu overheerst de lauwheid. „Met elkaar zullen we het wel plooien.” Dat is een illusie. Het tweede dat van ons wordt gevraagd, is een stukje radicaliteit in de dingen waar het wezenlijk om gaat. Lees je onze eigen blaadjes en krantjes, dan zie je dat we ons vastbijten in bijzaken.”
Ds. Visscher pleit voor een heldere, Bijbelse prediking van zonde en genade. Volgens hem dienen predikanten termen waarvan mensen de inhoud niet meer kennen, te vermijden. „Statelijk en standelijk, voorwerpelijk en onderwerpelijk, noem maar op.”
Het hoofdprobleem van de gereformeerde gezindte is volgens hem niet de heidense omgeving, maar de innerlijke uitholling, het „doorvretende” materialisme. „Dat infecteert alles. Het woekeren met de talenten gebeurt door de boekhouder die heel eenvoudig zijn werk doet, en in de pauze zijn collega iets vertelt over wat hij zondags in de kerk heeft gehoord. En door de bouwvakker die, ondanks de spot die het oplevert in de schaftkeet, zijn handen vouwt voor hij zijn broodtrommel opent. We hoeven geen puntjes te scoren in het publieke domein. Onze roeping is vruchtbaar te zijn op de plaats waar de Heere ons stelt.”