Commentaar: Geloofscrisis
”De kwestie Obdam”, noemt de Haarlemse bisschop Punt het in zijn brief aan „de gelovigen in zijn bisdom.” De kwestie waarom het gaat, is de Oranjemis die pastoor Paul Vlaar op 11 juli hield en die volledig in het teken stond van het WK voetbal.
De pastoor droeg voor deze gelegenheid een oranje ambtsgewaad, op het altaarpodium stond een goal opgesteld, de mis begon met een fluitsignaal en een aftrap. De schuldbelijdenis ging over een scheidsrechter en het Evangelie was vervangen door een ode op het Oranjegevoel. Centrale Bijbelteksten waren herschreven in voetbaltermen en bij het uitreiken van de communie werden wereldse liederen gezongen. De kerk zelf was oranje versierd. De televisie was uitgenodigd om de beelden te verspreiden.
Het bisdom werd in verlegenheid gebracht door deze vermenging van de viering van de eucharistie met profane zaken en schorste pastoor Vlaar tijdelijk. Het leverde het bisdom felle protesten op, niet het minst van de parochianen in Obdam. Want ”pastoor Paul” is daar geliefd. Hij weet door zijn eigentijdse invulling van het Evangelie de kerk vol te krijgen.
In zijn brief toont bisschop Punt begrip voor de poging van Vlaar om de prediking te actualiseren, om saamhorigheid te kweken in de gemeenschap. Daarbij ziet hij geen bezwaar tegen een evenement op het kerkplein of in de parochiezaal. Zelfs een oranje vlag in de kerk deert hem niet, evenmin als het inspelen op de actualiteit in preek of voorbede.
Het probleem zit voor bisschop Punt dieper. ‘Obdam’ is een uiting van een breder fenomeen. God wordt steeds minder hoofdzaak, steeds meer bijzaak. Dat tast de eerbied in de eredienst aan. De Rooms-Katholieke Kerk zit in een geloofscrisis die het zicht op wezenlijke geloofswaarheden vertroebelt. Alle eredienst moet volgens Punt gericht zijn op de aanbidding van Christus en de vereniging met Hem, en door Hem ook met elkaar. Eerbied voor God en Christus is dus ook absoluut onaantastbaar en sluit profaniteit uit.
De bisschop raakt hier de kwestie in de kern. Hij constateert een groeiend gebrek aan eerbied en onvoldoende zicht op Gods majesteit en heiligheid.
De zorg van de bisschop is ook zorg die terecht binnen de reformatorische kerken leeft. Er is een toenemende twijfel aan het godsbestaan, in het dagelijks leven een afnemend godsbesef en (zeker onder jongeren) een steeds meer vertroebeld godsbeeld. Het een hangt natuurlijk met het ander samen.
Diepe overtuiging van het bestaan van God leidt ook tot diepe eerbied. Abraham wist zich in de nabijheid van een heilig God niet meer dan stof en as. Daniël ervaart bij God gerechtigheid, bij zichzelf „beschaamdheid der aangezichten.” Het sluit het hartelijk vertrouwen in Gods goedertierenheid niet uit.
Gaandeweg vervlakt in deze tijd het godsbeeld tot een God die vooral vriend is, kameraad, op gelijke voet met ons leeft. Misschien ligt de oorzaak daarvan nog weer dieper. Waar zondebegrip en zondebesef tanen, zal de Allerhoogste steeds minder serieus genomen worden. Steeds minder. Het hart van het probleem in Obdam is een probleem van het hart. Obdam is een schip op het strand.