Met traktaatjes een touwladder op
Soms moet hij een meterslange touwladder beklimmen om op het dek van een zeeschip te komen. Wim J. van der Leer uit Dordrecht, met zijn 89 jaar de oudste havenevangelist van Nederland, draait er zijn hand niet voor om. „Wat voel ik mij gelukkig als ik zie dat zeelieden met een lach op het gezicht een Johannesevangelie in ontvangst nemen.”
De meeste zeeschepen die hij bezoekt, zijn gemakkelijk te bereiken. Vaak liggen ze afgemeerd aan de kades van de zeehaven in Dordrecht of de haven van Moerdijk en hebben ze een moderne loopplank, een gangway, uitgelegd. Maar af en toe moet Van der Leer eerst enkele hindernissen nemen om aan boord van een schip te komen. „Een touwladder vind ik geen probleem, zij het dat ik niet hoger ga dan een metertje of 7”, zegt hij in zijn woning in Dordrecht.
Onlangs stond hij op de terugweg naar de wal onverwachts voor een obstakel. „Ik was aan boord van een Russisch vrachtschip. Tijdens een goed gesprek met de kapitein over de Bijbel was het schip ongemerkt iets van de kade afgedreven. Ik durfde niet te springen, bang om tussen wal en schip te raken. Daarop haalde de kapitein zelf een touw, waarmee hij mij naar beneden liet zakken. Ter hoogte van de kade zette ik mij af van de spanten van het schip, daarop zweefde ik veilig naar het vasteland.”
Al sinds de jaren vijftig evangeliseert Van der Leer onder zeelieden. Hij begon ermee toen hij voor zijn werk als vertaler bij een conservenfabriek verhuisde van Dordrecht naar Rotterdam. In die tijd maakte hij de overstap van de Gereformeerde Kerken in Nederland naar de Vergadering van Gelovigen. Later, na zijn terugkeer naar Dordrecht, sloot hij zich aan bij de plaatselijke baptistengemeente. Inmiddels was hij docent Engels en Duits geworden aan de Christelijke Technische School.
Van der Leer voelt zich sterk aangetrokken tot het werk van de baptist die in de negentiende eeuw in Engeland diepe sporen trok, Charles Haddon Spurgeon. Diens werk domineert zijn boekenkast. „Ik lees er graag in”, zegt Van der Leer, „al studeer ik het allerliefst in Gods Woord zelf. Daar leef ik als het ware in. Dat ik de Bijbel heb, dat ervaar ik als het grootste geschenk dat ik ooit heb gekregen.”
Sinds 1997 is Van der Leer in dienst van stichting Het Havenlicht voor zending onder zeelieden. Zijn werkterrein beslaat het zeehavengebied van Dordrecht en de Moerdijk. Op woensdag trekt hij eropuit, voorzien van kleine boekjes, traktaatjes en Johannesevangeliën in allerlei talen: Russisch, Chinees, Arabisch, Indonesisch. Gestoken in een speciaal, felgekleurd vestje en getooid met een helm bezoekt hij de zeeschepen. Zelden wordt hij teruggestuurd, bijna altijd krijgt hij een warm onthaal.
De boodschap die hij met de zeemannen wil delen, is eenvoudig, zegt Van der Leer zelf. „Ik vertel hun altijd dat wij op weg zijn naar een onherroepelijke eeuwigheid. Straks zijn we mét God of zónder God. Met God in de eeuwige heerlijkheid. Zonder God in de plaats van het verderf. Vaak laat ik de mensen aan boord zelf een tekst lezen. Johannes 3:16 bijvoorbeeld. Uit die woorden blijkt overduidelijk dat wij alleen door Jezus Christus kunnen worden behouden.”
Van der Leer begint een ontmoeting aan boord meestal met een persoonlijk gesprekje. „Ik kom op de schepen veel Russen tegen. Dan vertel ik over een reis die ik enkele jaren geleden door Rusland maakte. Lenin leeft niet meer, zeg ik dan, Stalin ook niet en Mohammed evenmin, maar Jezus Christus is uit de dood opgestaan. Hij wil in je hart wonen. Dat is het grootste geluk dat je ooit kunt krijgen, want dan heb je pas echt vrede en vreugde.”
Om dichter bij de leefwereld van de Russen te komen, is Van der Leer ongeveer tien jaar geleden begonnen met een cursus Russisch. „Ja, talen liggen me wel, al moet ik zeggen dat Russisch erg moeilijk is. Vandaar dat ik de cursus niet heb voltooid. Gelukkig begrijp ik wat de mannen zeggen en kan ik hun voorlezen uit een Bijbel in hun eigen taal.”
Over zijn ontmoetingen met zeelieden heeft Van der Leer vele notitieboekjes vol geschreven. Hij houdt precies bij met wie hij contact heeft gehad. Soms wisselt hij adresgegevens uit en stuurt hij naderhand een Bijbeltje toe. „Enkele weken geleden kreeg ik een e-mail van een Russische kapitein. Uw werk is erg belangrijk voor zeelieden, schreef hij, omdat ze op zee vaak eenzaam zijn en uw steun nodig hebben. Want, zo voegde hij eraan toe, God moet ons beschermen.”
Van der Leer beseft dat het imago van de zeeman over het algemeen vrij negatief is. Zijn eigen ervaringen stroken niet met dat beeld. „Misschien komt het omdat ik vooral let op wat positief is. Ik ontmoet aan boord van de schepen veel sympathieke mensen. Sommigen vertrouwen me toe dat ze hun vrouw en kinderen missen. „Hoelang bent u al van huis?” vroeg ik pas een Filipijn. „Tien maanden”, antwoordde hij. „Ik zal voor je bidden”, zei ik. „Ik zal God vragen of Hij je bewaart op zee. En ik hoop dat je de Heere Jezus leert kennen.” „Dank u wel”, zei hij toen.”
De zeemannen hebben een speciale plaats in zijn gebed, zegt Van der Leer. „’s Ochtends sta ik vroeg op. Dan heb ik een lijstje met mensen voor wie ik bid. Ik noem de zeelieden altijd, ook hun gezinnen.”
Een keer werd Van der Leer gevraagd op zondag een dienst in de messroom te leiden. „Acht jaar geleden vroeg de kapitein me erom. Hij was zelf een christen. „Mijn mannen weten weinig van het Evangelie”, zei hij, „zou u zondag een kerkdienst willen verzorgen?” Ik vond het geweldig dat ik dat mocht doen.”
Zijn hoge leeftijd roept onder zeelieden regelmatig verbazing op, merkt Van der Leer. „Enkele maanden geleden had ik in de messroom van een groot zeeschip uit Singapore een gesprek met een Filipijn. Ik vertelde hem over zeelieden in de Bijbel. Opeens vroeg hij: „Hoe oud bent u?” Ik liet hem eerst raden. „Zeventig?” Ik zei daarop: „89.” Hij keek me verwonderd aan. „Dat is geen eigen verdienste”, reageerde ik. „Dat is Gods genade. Hij geeft kracht. Hij gebruikt mij als een instrument in Zijn hand. God is eeuwig. Wat stelt mijn leeftijd voor?”
Afscheid
Hoewel het werk onder zeelieden zijn hart heeft, ziet W. J. van der Leer zich gedwongen te stoppen met het evangelisatiewerk namens stichting Het Havenlicht. Zijn officiële afscheid volgt over enkele weken. „De gezondheid van mijn vrouw laat het niet toe dat ik een hele dag van huis ben”, zegt de evangelist. „M’n vrouw heeft de afgelopen jaren intens met mij meegeleefd. Altijd ving ze mij op als ik thuiskwam. Soms was ik besmeurd met modder of smeer. Op de schepen is het niet altijd even schoon.”
„Tien maanden van huis is natuurlijk geen pretje”
Het werken op zee brengt met zich mee dat zeemannen hun vrouw en kinderen vaak wekenlang niet zien. „Dat maakt dat je elkaar blindelings moet kunnen vertrouwen”, zegt voorzitter Conny Korstanje van de Vereniging Maritiem Gezinscontact (VMG), zelf echtgenote van een zeeman.
Onder zeelieden en hun gezinsleden komen volgens haar minder sociaalemotionele problemen voor dan in het verleden, toen de mannen op zee vaak tien tot elf maanden achtereen van huis waren en er nauwelijks onderling contact mogelijk was. Korstanje: „Vandaag de dag kiezen mensen in alle vrijheid voor een maritiem bestaan. Dat je soms meer dan twee maanden van huis bent, dat neem je op de koop toe. Dat hoort erbij, dat weet je als je voor de zee kiest.”
Natuurlijk, zegt Korstanje, gevoelens van eenzaamheid en heimwee doen zich onder zeelieden voor, zeker als zij niet aanwezig zijn bij speciale gebeurtenissen thuis, zoals de geboorte van een kind of het overlijden van een familielid. Maar over het algemeen kunnen zij volgens haar prima overweg met een langdurig verblijf aan boord van een zeeschip. „Wat scheelt is dat je, als je wilt, bijna dagelijks telefonisch contact hebt of e-mailt. Tenzij je op volle zee zit of in een onveilige regio verkeert waar communicatie moeilijk is, dan wordt het een ander verhaal.”
Het feit dat zeemannen en hun vrouwen elkaar soms maanden niet zien, vraagt om groot onderling vertrouwen, zegt Korstanje. „Je moet onvoorwaardelijk op elkaar aan kunnen. Hij moet zich geen zorgen hoeven te maken of zij het thuis redt, zij moet zich geen zorgen hoeven te maken of hij het aan boord goed heeft. Vrouwen moeten sterk genoeg zijn om het gezin alleen te runnen, mannen moeten flexibel genoeg zijn om dat aan hen toe te vertrouwen.”
Aan de sociaalemotionele aspecten van het zeemansbestaan wordt tijdens de opleiding tot maritiem officier geen noemenswaardige aandacht besteed, zegt directeur Gerrit van Leunen van het Maritiem Instituut Willem Barentsz op Terschelling. „Dat is ook niet nodig. Mensen weten dat het werk op zee anders is dan een kantoorbaan van 9 uur ’s ochtends tot 5 uur ’s middags. Studenten verblijven de eerste twee jaar van de opleiding verplicht op de campus. Dat betekent dat ze eens in de drie weken een weekend verlof krijgen. Ook volgen ze tweemaal een stage van 150 dagen op zee. Zo leren ze wat het is voor langere tijd van huis te zijn.”
Werken in de maritieme sector is volgens Van Leunen beter dan ooit te combineren met de eigen wensen. „Er zijn rederijen bij wie de werknemers maximaal twee weken op zee zijn, er zijn er bij wie een termijn van vier maanden geldt. Ook voor wat betreft het verlof zijn er allerlei regelingen te treffen. Tenminste, dat is in het westen zo. Bij niet-westerse rederijen komt het wel voor dat de mannen tien maanden of langer van huis zijn. Dat is natuurlijk geen pretje.”