Om Sions Wil
In een artikel over etiquette in Om Sions Wil haalt drs. P. A. Zevenbergen een klein geschrift van Erasmus over die materie voor het voetlicht: ”Boeckje aengaende de beleeftheydt der kinderlijcke zeden”. Er zijn ook lijnen naar de Bijbel te trekken.
„De bekende humanist Erasmus wijdt een klein boekje aan de etiquette. Hij schrijft dat boekje met aanbevelingen voor „Hendrik van Bourgondië, zoon van Adolf, heer van Veere, een jongeman van wie men de hoogste verwachtingen mag koesteren.” Erasmus grijpt voor de aanbevelingen terug op de klassieken, zoals Cicero, Plutarchus en Plinius.
Ook de Bijbel is voor hem een inspiratiebron. Hij begint namelijk met Paulus. „Als de grote apostel Paulus er niets op tegen had om tot drie keer toe alles te zijn voor iedereen (zo kon hij allen van dienst zijn), dan moet ik er zeker geen bezwaar in zien om zo nu en dan weer jong te worden in mijn verlangen de jeugd te helpen.”
Paulus werd de Joden een Jood, degenen die zonder wet zijn, als iemand die zonder de wet is en de zwakken werd hij als een zwakke. Zijn inlevingsvermogen blijkt groot te zijn. Paulus’ doel is: „opdat ik immers enigen behouden zou.”
Erasmus gaat naast de jonge Hendrik van Bourgondië staan en vanuit die positie geeft hij adviezen voor de omgang met anderen om hem te behouden. De adviezen hebben betrekking op het lichaam, de kleding, het gedrag in de kerk, maaltijden, ontmoetingen, het spel en de slaapkamer. Welke etiquetteregels formuleerde hij voor het lichamelijk gedrag en de ontmoetingen? Het gaat over de basale dingen van het leven. (…)
De ontmoeting met de naaste omgeeft Erasmus ook van de nodige adviezen. Iemand die respect verdient vanwege zijn leeftijd, of roeping, of waardigheid, moet eerbiedig gegroet worden. Je moet opstaan voor de oudere: „Voor het grauwe haar zult gij opstaan en zult het aangezicht des ouden vereren” (Lev. 19:32). Ambtsdragers moet dubbele eer waardig geacht worden (1 Tim. 5:17; Rom. 13:1-7). Ouders en docenten moeten respect ontvangen. Hoffelijkheid moet in acht genomen worden (Rom. 12:10). „Je moet de nodige schroom aan de dag leggen, een schroom die je siert, niet een die je als het ware aan de grond nagelt. Je dient je gesprekspartner aan te kijken, maar rustig en open, niet vrijpostig en uitdagend.
In een gesprek moet je enkele malen de titel (naam) herhalen van de persoon met wie je aan het praten bent. Als iemand de waarheid niet spreekt, dan moet je confronterend ontkennen vermijden. Beter is het om dan te zeggen: „Van Piet of Klaas heb ik dat anders gehoord”, zeker als het zo is dat de persoon in kwestie ouder is.”