Opinie

Grenzen aan inschikkelijkheid 
van christen in samenleving

De oplossing van prof. mr. Fokko Oldenhuis (RD van vrijdag) om in de multiculturele samenleving allemaal wat in te schikken is misschien wel praktisch, maar in de verte doemt voor ds. P. van der Kraan het beeld op van een overheid die heerst over de gewetens van haar onderdanen.

28 June 2010 10:18Gewijzigd op 14 November 2020 11:02
„De overheid die opdoemt aan de horizon van het betoog van Oldenhuis vertoont trekken van absolutisme, ook al is besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen op ‘democratische’ wijze tot stand gekomen.” Foto ANP
„De overheid die opdoemt aan de horizon van het betoog van Oldenhuis vertoont trekken van absolutisme, ook al is besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen op ‘democratische’ wijze tot stand gekomen.” Foto ANP

Als de bus of trein erg vol wordt, moeten we allemaal een beetje inschikken. Dat is kort gezegd de wat speelse samenvatting van de mening van prof. mr. Fokko Oldenhuis over de huidige ontwikkelingen in de multiculturele en multireligieuze samenleving die Nederland is geworden. Heeft de hooggeleerde schrijver er ook bij stilgestaan dat er aan dat inschikken grenzen zijn?

In een deel van wat Oldenhuis schrijft, kan ik meekomen. Onze samenleving heeft geen behoefte aan mensen die op dweperige en opdringerige manier voor hun geloof ‘uitkomen’. Godsdienstfanatici, van welke kleur ook, hebben meer kwaad dan goed gedaan, zo leert de geschiedenis.

Een christen die zijn roeping verstaat, heeft er ook geen behoefte aan om op die manier voor zijn overtuiging uit te komen. Christus houdt Zijn volgelingen het beeld voor van een kaars op de kandelaar die rustig zijn licht verspreidt (Matth. 5:15). Dat stille stralen verdraagt zich niet met veel uiterlijk, zelfs opdringerig vertoon.

Als wij christen zijn op de manier die Christus ons voorhoudt (en niet alleen in naam), zijn wij inderdaad geen saaie, grijze muizen. Tot zover kan ik meegaan in het betoog van prof. Oldenhuis.

Ik haak echter af als hij stelt dat het rechtssysteem zich dient aan te passen aan de ontwikkelingen in de maatschappij. Als ik hem goed versta en ook verder in zijn betoog volg (dat hij onderbouwt met het voorbeeld van het SGP-vrouwenstandpunt, waarbij de overheid nieuwe piketpalen wil slaan), zullen de maatschappelijke ontwikkelingen normatief moeten zijn voor het Nederlandse rechtssysteem. En dat terwijl de maatschappij zich ontwikkelt in een richting waarbij een christen in toenemende mate z’n hart vasthoudt. Worden de joods-christelijke wortels van de Nederlandse samenleving niet doorgesneden?

In deze visie kan een christen kleurloos onderduiken in de massa. Of een kameleon zijn die al naar gelang de situatie van kleur verschiet. Maar hij kan geen christen zijn zoals Christus ons dat voorhoudt. Of hij moet zich terugtrekken uit openbare functies wanneer zijn gehoorzaamheid aan Gods Woord botst op het rechtssysteem dat zich steeds weer aanpast aan nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.

Ik voorzie dat op die manier de leefruimte van christenen steeds kleiner zal worden. Waar houden de maatschappelijke ontwikkelingen halt? Prof. dr. E. Schuurman, senator voor de ChristenUnie, meldt dat in de achterliggende jaren in het kabinet soms wekelijks gediscussieerd werd over zaken die direct of zijdelings te maken hadden met de vrijheid van onderwijs.

En al tijdens het eerste vragenuurtje van de nieuwe Tweede Kamer uitte het VVD-Kamerlid Dezentjé Hamming (daarin gesteund door PvdA’er Klijnsma) er haar grote zorgen over dat leerlingen op bepaalde scholen wordt aangeleerd dat homoseksualiteit onacceptabel is. Voor deze Kamerleden –en wie zal zeggen voor hoeveel meer– is de acceptatieplicht van homoseksuele docenten en het schrappen van de enkelefeitconstructie niet genoeg. In hun ‘zorg’ over wat er dienaangaande op christelijke en islamitische scholen wordt geleerd, beluister ik een opstap naar staatsinmenging in de inhoud van het onderwijs. Van die dreigende inmenging zijn meer voorbeelden te noemen.

Praktisch gezien lijkt de oplossing van Oldenhuis overtuigend. Principieel zie ik in de verte (die misschien zo ver niet is) een overheid opdoemen die heerst over de gewetens van haar onderdanen.

In de visie van Oldenhuis zie ik ook geen ruimte voor de kerk om de overheid op grond van wat God gebiedt aan te spreken, zoals in het verleden meer dan eens gebeurde, soms met heilzame gevolgen. Maar ik begrijp van de hoogleraar dat die tijd voorbij is. En uit de gevolgen die Oldenhuis daaruit trekt, begrijp ik dat de wortels van onze joods-christelijke samenleving zijn doorgesneden.

De overheid die opdoemt aan de horizon van het betoog van Oldenhuis vertoont trekken van absolutisme, ook al is besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen op ‘democratische’ wijze tot stand gekomen. Per consequentie is er in deze visie geen ruimte meer voor het „Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen” (Hand. 5:29).

Nee, aan dwepers en godsdienstfanatici heeft onze samenleving geen behoefte. Wel aan christenen die leven volgens het apostolisch vermaan (1 Petr. 3:15) om altijd bereid te zijn tot verantwoording aan eenieder die rekenschap afeist van de hoop die in hen is, mét zachtmoedigheid en vreze.

De auteur is hervormd predikant te Urk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer