Politiek

Oud-CU-Kamerlid Anker: ambassadeur van christelijk Nederland

Heftig. Zeker tien keer valt het woord tijdens het interview met oud-ChristenUnie-Kamerlid Ed Anker (31). De laatste maanden moest hij „ontzettend jakkeren.” Sinds ruim een week staat hij werkloos langs de zijlijn. „Het heftigste vind ik dat ik nu van versnelling nummertje tien ineens op één zit.”

Kees de Groot
25 June 2010 07:09Gewijzigd op 14 November 2020 11:00
Oud-CU-Kamerlid Anker. Foto Sjaak Verboom
Oud-CU-Kamerlid Anker. Foto Sjaak Verboom

Soms, als hij ’s ochtends alleen thuiszit, vliegt het hem aan. Geen Kamerlid meer. En dat terwijl hij dat werk zo graag had voortgezet. Hij was eraan gewend geraakt, had zich een heel eigen positie verworven. „Ik heb het Kamerlidmaatschap met ontzettend veel plezier waargenomen en er heel veel energie in gestoken.”

Zijn persoonlijke campagne in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen begin deze maand leverde Anker echter niet genoeg stemmen op om weer in de Kamer te komen. „Daar ben ik teleurgesteld over. En verdrietig. Dat is ook gezond. Maar ik ga er nu niet op een ongezonde manier aan vasthouden. Dat heeft geen zin en het is ook niet verstandig.”

Hij kan terugkijken op mooie jaren. Zware jaren ook. „Het is een heel heftige tijd geweest. Zo ontzettend jakkeren. Begin dit jaar voerden we campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen. Daarna een aantal crisisdebatten meegemaakt. En vervolgens weer de campagne voor de Kamerverkiezingen.”

Anker is blij dat er nu regelmatiger, rustiger tijden aanbreken. En dat hij weer tijd heeft voor zijn vrouw. „Zij heeft ook een intensieve baan, als advocate. De afgelopen tijd hebben we nauwelijks ruimte gehad om elkaar daarover te spreken. Dat heb ik nog het meest gemist.”

Sprak u met uw vrouw wel eens over de justitieonderwerpen uit uw portefeuille?

„Absoluut. Ik vroeg haar regelmatig om advies. En soms als ik thuiskwam, zei ze wel eens: „Ed, wat heb je nou weer in de Kamer voorgesteld?” Dan had ik thuis ook nog eens een debat.”

U werd op uw 28e al Kamerlid. Voelde u zich daarvoor toen niet te jong?

„Nee. Het was wel heftig, zeker omdat ik tussen collega’s kwam die allemaal al een maatschappelijke carrière achter de rug hadden. Anderzijds is er geen baan te vinden die je echt goed voorbereidt op het Kamerlidmaatschap.

Ik ben heel open gesprekken aangegaan met mensen om me heen en uit het veld. Gewoon veel vragen stellen. Dat werd prima gewaardeerd.

En omdat ik jong was, kon ik af en toe zaken onorthodox aanpakken en een beetje ondeugend zijn. Bijvoorbeeld door een hoffelijkheidsprijs in te stellen voor Kamerleden, waarbij de winnaar dan de oude koffiepot van mijn oma krijgt uitgereikt. Daarmee wilde ik op een speelse manier de omgangsvormen in de Kamer aankaarten. Op het moment dat ik de prijs introduceerde, was ik 29. Dan kom je daar nog wel mee weg.”

Wat heeft u de afgelopen jaren opgestoken van het Kamerlidmaatschap?

„Mijn leercurve is steil omhooggegaan. Allereerst heb ik me inhoud eigen gemaakt. Ik voelde me in een debat pas op mijn gemak als ik wist waar het over ging. Ik ben ook explicieter geworden in het omschrijven van mijn standpunten.

Steeds heb ik geprobeerd om mezelf te blijven. Ik ben niet op een andere manier gaan praten of me anders gaan opstellen. Ik denk dat het heel belangrijk is om geen rol te gaan spelen, maar authentiek te blijven. Mensen moeten op je aankunnen. Dat betekent ook dat je in debatten af en toe moet durven zeggen: „Pfoe, ingewikkelde kwestie. Daar heb ik niet meteen een antwoord op, dat komt nog.” Politici mogen best wat vaker zeggen dat ze het even niet weten of dat ze niet alles kunnen oplossen. Het is soms lastig om goed beleid te maken. De praktijk is ingewikkeld.

Dilemma’s eerlijk durven benoemen heb ik ook geleerd. Wij willen bijvoorbeeld graag onderdak bieden aan asielzoekers die worden vervolgd omdat ze van hun islamitische geloof zijn afgevallen. Tegelijkertijd moet je er dan ernstig rekening houden dat mensen daar weer misbruik van kunnen maken.

De belangrijkste les van het Kamerlidmaatschap heb ik heel nadrukkelijk de laatste weken opgedaan. Steeds meer ben ik de afgelopen tijd gaan beseffen dat ik een volksvertegenwoordiger was van een specifieke groep mensen, jonge christenen. Mensen die zich specifiek door mij vertegenwoordigd voelden.”

Uw optreden week nogal af van wat mensen gewoon waren van CU-Kamerleden. U ging biertjes tappen in restaurant Happietaria in Amsterdam, plande een strandfeest en draaide ergens plaatjes met, zoals u dat noemde, vrolijke urban housemuziek.

„Toen ik in de Kamer kwam, sloot ik een heel levendige fase in mijn leven af, met veel studentenfeesten. Ik trad in die tijd regelmatig op als dj. Mijn stijl was nieuw voor de ChristenUnie, maar ik vond het niet erg om voor die vernieuwing te zorgen. Mijn manier van werken werd ook niet gebombardeerd tot partijcultuur; het paste gewoon bij mij. En bij de jonge christenen die ik vertegenwoordigde.”

Als Kamerlid moest u regelmatig over zware onderwerpen, zoals homo-emancipatie en godslastering, de strijd aangaan met een seculiere meerderheid. Hoe hebt u dat ervaren?

„Dat was best wel eens spannend. Het is ook een heftige ervaring om voor een volle zaal te staan bij homo-organisatie COC en dan boegeroep over je heen te krijgen. Van die zware debatten werd ik fysiek ook echt moe, ook al zat ik de hele tijd op een stoel. Liters zweet heeft het debat over het schrappen van het verbod op smalende godslastering me gekost.

Tegelijkertijd ben ik er nooit door terneergeslagen of beschadigd geraakt. Het waren de moeilijkste, maar ook de mooiste debatten. Mijn diepste motivatie om de politiek in te gaan was dat ik het belangrijk vind dat christenen voluit meedoen aan publieke en politieke debatten. Op genoemde momenten moest je er ook staan als christenpoliticus. Het kwam er dan echt op aan. Je werd aangesproken op je diepste drijfveren.

Tijdens zulke debatten maakte ik overigens ook mooie momenten mee. Bij het debat over godslastering kwam een christelijke bode naar me toe. „We bidden voor je, hoor”, zei hij. Dan merk je dat je in een groter spel mee speelt.”

Ervoer u dan iets van een geestelijke strijd?

„Ja, dan was er inderdaad sprake van een geestelijke strijd, een confrontatie tussen het christelijke en het seculiere denken.

SP-Kamerlid De Wit, die ik erg hoog heb, zei tijdens het godslasteringsdebat: „God moet uit de wet.” Heel raar vond ik dat. Religie moet kennelijk weggeduwd worden achter de voordeur.

Nederland is formeel een land van tolerantie, maar ik ben bang dat we als samenleving aan het verleren zijn hoe we met tegenstellingen moeten omgaan. En ik ben benieuwd waar we uitkomen als we dat kenmerkende aspect van de Nederlandse samenleving wegpoetsen.”

Is die oplaaiende geestelijke strijd een storm die weer gaat liggen of een teken van de eindtijd?

„Lastige vraag. De Heer komt terug als een dief in de nacht en wij weten niet wanneer. Ik weet wel waar ik me nu zorgen om moet maken. Daar wil ik mee bezig zijn. Ik wil niet tegen God hoeven zeggen: Ik wist dat U terug zou komen, dus heb ik het maar een beetje laten lopen.”

Hebt u uw seculiere collega’s kunnen laten zien wat het betekent om christen te zijn?

„Over christenen in Nederland bestaan heel rare beelden. Alsof het een stelletje bebaarde studeerkamergeleerden zijn die Nederland onder de knoet willen houden. Toen de ChristenUnie in het kabinet kwam, begonnen sommigen direct over spruitjeslucht. Zeer onterecht.

Ik heb mensen aan mijn bureau gehad die me vroegen of ik nog wel van mijn kind zou houden als hij homoseksueel was. Dat soort beelden vind ik heel erg en dat heb ik willen rechtzetten. Als politicus had ik daar mooie gelegenheden voor. Bijvoorbeeld op de EO-jongerendag, waar ik mijn GroenLinkscollega Dibi heb kunnen laten zien hoeveel jonge christenen dan bijeenkomen en hoe ze hun geloof beleven. Dat was voor hem echt een cultuurschok. Met name op dat soort momenten voelde ik me, naast vele anderen, ambassadeur van christelijk Nederland.”

U hebt in de Kamer steeds benadrukt dat homo’s moeten kunnen kiezen voor onthouding van seksualiteit. Vindt u zelf ook dat ze daarvoor zouden moeten kiezen?

„Voordat ik daarover een oordeel inneem, wil ik eerst een zekere relatie hebben opgebouwd met mensen die met de beleving van hun homoseksualiteit worstelen. Daarna zou ik dan met hen het gesprek aangaan over wat de Bijbel ervan zegt.

Wat mij altijd heeft gestoord, is dat voor een aantal mensen heel duidelijk is wat homo’s wel en niet mogen, terwijl de discussie over hetero’s een stuk schappelijker wordt gevoerd. We hebben allemaal de genade van God ontzettend hard nodig. Ik ook. Uiteindelijk heb ik niets meer in huis dan mijn eigen gebroken leven.”

Wat betekent genade in uw leven?

„Ik heb in een positie gezeten waarin ik veel verantwoordelijkheid heb gedragen en waarin veel van mij werd verwacht. Er zijn tal van momenten geweest dat ik dacht: O jongens, hoe moet dit? Ik was er dan heel erg blij mee dat het niet op mij aankwam. Als je je afhankelijk weet, maakt dat je als politicus ook onafhankelijk. Dan durf je dingen te gaan doen zoals optreden voor een volle zaal die zich tegen je keert. Het is totaal hooghartig om te denken dat je dit werk zomaar even doet. Zeker als christenpoliticus red je het echt niet zonder inspiratie van de Heer.

Ik kan zeggen dat ik me gedragen weet, ook in deze tijd, nu ik buiten de Kamer ben komen te staan.

Ook als partij hadden we het zonder genade niet gered. We hebben roerige tijden achter de rug waarin we soms vreselijk mailtjes kregen. Mensen maken politiek soms heel persoonlijk. We zijn als partij echt beschermd.”

Tijdens uw Kamerlidmaatschap stapte u over van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt naar de evangelische Crossroads­gemeente in Den Haag. Waarom koos u voor die kerk?

„Rond onze verhuizing zijn mijn vrouw en ik op zoek gegaan naar een gemeente die bij ons past. Het mooie van de kerk waar we nu lid van zijn, is dat de Crossroadsgemeente kerk wil zijn in een postchristelijke samenleving. Ze is steeds op zoek naar manieren en vormen om mensen te bereiken voor wie naar de kerk gaan geen vanzelfsprekendheid is.

Ik moest daar wel een beetje aan wennen, ja. Het gaat er een stuk minder traditioneel aan toe. Overigens blijf ik een gereformeerde jongen. Dat is de manier van denken en geloven waarmee ik ben opgegroeid. Als ik in een vrijgemaakte kerk kom, trek ik die manier van kerk-zijn weer aan als een oude jas.”

Hoe ziet u de nabije toekomst voor u?

„Die ligt momenteel heel erg open. Ik heb al wel een aantal ideeën, maar die variëren nogal. Van het opzetten van een toerustingsoord of hotel, tot een nieuwe carrière in de media.

Ik zie er niet tegenop om de komende tijd meer tijd voor mijn gezin te hebben. Mijn vrouw heeft veel van mij moeten verduren. Ik spring daarom niet zomaar meer op een heel heftige trein. Al sluit ik niet uit dat ik ooit nog eens terugkeer in de politiek.”


Levensloop Ed Anker

Eize Willem Anker (Beverwijk, 1978) was tijdens zijn studie politicologie in Amsterdam onder meer penningmeester van de GPV-jongeren in Zaanstad en voorzitter van de Christelijke Studentenvereniging NSA te Amsterdam. Aansluitend was hij werkzaam bij Gemeenteraad.nl, een bedrijf dat advies en trainingen verzorgt voor gemeenteraadsleden. Zijn adviezen bracht hij tussen 2005 en 2007 zelf in praktijk als lid van de Zaanse gemeenteraad. Omdat twee ChristenUnie-Kamerleden begin 2007 overstapten naar het kabinet, kwam er in de Tweede Kamer op 1 maart 2007 een plekje vrij voor Anker. Bij de laatste Kamerverkiezingen behaalde hij te weinig voorkeurstemmen op opnieuw te worden verkozen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer