Van luisterend oor tot voedselpakket
Helpen wie geen helper heeft. Onder dat motto sloegen acht diaconieën in Lelystad de handen ineen. Samen bieden ze hulpverlening aan mensen die met armoede en eenzaamheid kampen. „We werken niet probleemgericht, maar mensgericht.”
In de tuin van Inloophuis Waterwijk zitten vijf dames in het zonnetje. Corrie is al zo’n twintig jaar vaste bezoeker. „Ik was hier een paar keer langs gelopen, toen ik besloot eens binnen te gaan kijken. Vanaf dat moment ben ik blijven komen. Het is hier gezellig. En elk jaar hebben we een uitje, bijvoorbeeld naar de Orchideeënhoeve of het Zuiderzeemuseum.”
Grietje vond ruim vijf jaar geleden de weg naar het inloophuis. Ze komt er twee, drie keer per week, „als ik een goede bui heb.” Met haar buren heeft ze geen contact. „Ik kom hier voor een praatje. Niet voor koffie en thee, want dat heb ik thuis ook wel. Als ik hulp nodig heb, krijg ik die hier. De mensen staan altijd voor me klaar.”
In een blokhut achter in de tuin hangt vrijwilliger Cita de Koning een blouse aan een kleerhanger. Mensen met een krappe beurs vinden hier voor dubbeltjes en kwartjes tweedehandskleding. „Een kostuum kost een euro. En voor dat geld doen we er ook nog een stropdas bij”, zegt De Koning. „De voorraad herenkleding is op het moment alleen wat karig.”
Samen met een vriendin die het niet breed had, kwam De Koning, lid van een evangelische gemeente, voor het eerst in de blokhut. Sinds september doet ze er met plezier vrijwilligerswerk. „Omzien naar de naaste, helpen waar nodig is, dat spreekt me aan. Ik zeg altijd: Verkondig het Evangelie, desnóóds met woorden.”
Jan van Opstal was enkele jaren coördinator van het inloophuis en van de stichting schuldhulpverlening die op de eerste verdieping van het pand is gevestigd. Sinds vorig jaar is hij directeur van het Interkerkelijk Diaconaal Overleg (IDO) in Lelystad, waar beide initiatieven onder vallen. Hij houdt kantoor op de zolderetage van de drie met elkaar verbonden rijtjeswoningen.
De wijk Waterwijk was, zegt Van Opstal, lange tijd het afvoerputje van Amsterdam. „Hij had een aanzuigende werking op mensen met problemen, onder wie nogal wat allochtonen. Er kwamen veel incomplete gezinnen wonen, evenals mensen met een criminele achtergrond of verslavingproblematiek. Er was sprake van veel armoede, eenzaamheid en agressie. De laatste vijf jaar zien we de situatie verbeteren.”
Veel bezoekers van het inloophuis, indertijd opgericht door de rooms-katholieke parochie en de protestantse gemeente, hebben ernstige financiële problemen. Reden om ruim twaalf jaar geleden een stichting voor schuldhulpverlening in het leven te roepen. Beide organisaties klopten bij de gemeente aan voor subsidie, evenals Inloophuis Open Veste dat elders in Lelystad was ontstaan op initiatief van onder meer christelijk gereformeerden en Nederlands gereformeerden.
De gemeente Lelystad wilde niet met drie aparte stichtingen om de tafel zitten en drong erop aan één gesprekspartner vanuit de kerken te hebben. Dat verzoek leidde in 2001 tot de oprichting van het IDO. De voedselbank die vier jaar later van start ging, valt nu ook onder de paraplu van de gezamenlijke diaconieën.
Hoewel de samenwerking uit de nood geboren is, verloopt die tot tevredenheid, stelt Van Opstal vast. Deelnemers zijn de rooms-katholieke parochie en de protestantse gemeente, maar ook de hervormde gemeente, de gecombineerde ngk/ckg, de gereformeerde kerk vrijgemaakt, twee evangelische gemeenten en een baptistengemeente. „Ze hebben een deel van hun diaconale opdracht bij het IDO neergelegd. We werken in goede harmonie samen. Over dogma’s praten we niet; het gaat alleen over onze gezamenlijke diaconale missie.”
In hoeverre kunnen kerken bij zo’n brede samenwerking hun eigenheid bewaren?
„Daar is ruimte voor. In Inloophuis Open Veste, dat onder meer een Bijbelstudiegroep heeft, komt het geloof bijvoorbeeld explicieter aan de orde dan in Waterwijk. Maar bij alle IDO-activiteiten is het voor de bezoekers duidelijk dat het om een initiatief van de kerken gaat.”
Waarin onderscheidt de diaconale hulpverlening zich van de reguliere?
„Wat wij doen, is een aanvulling op de reguliere hulpverlening. We bieden een vangnet aan mensen die om allerlei redenen, soms ook door eigen toedoen, buiten de boot vallen. Sommigen zijn afgeknapt op hulpinstanties omdat ze zich daar een nummer voelden of het idee hadden van het kastje naar de muur te worden gestuurd.”
Waarom kunt u hun wel de hulp bieden die ze elders niet vinden?
„Wij werken vooral met vrijwilligers. Zij verkeren in de luxepositie dat ze veel tijd in mensen kunnen investeren. Ze richten zich niet meteen op iemands problemen, maar geven eerst aandacht aan de mens. Als je een vertrouwensband opbouwt, komen de problemen vanzelf op tafel. We rusten onze vrijwilligers toe voor deze manier van werken, waarin we er onvoorwaardelijk voor de ander willen zijn.”
Veel organisaties kampen in toenemende mate met het vinden van voldoende vrijwilligers. Herkenbaar?
„We verkeren in de gezegende situatie dat er altijd voldoende vrijwilligers zijn. Blijkbaar spreekt dit werk veel mensen aan. Driekwart van hen komt uit de kerken. Van buitenkerkelijken die zich aanmelden vragen we onze uitgangspunten te respecteren.”
Wat merkt u van de economische crisis?
„Sinds oktober is het aantal klanten van de voedselbank verdubbeld. Er gaan nu wekelijks 350 pakketten de deur uit, voor in totaal meer dan 1000 mensen. De aanvragen voor langdurige schuldhulpverlening zijn sinds september met 30 procent toegenomen, de kortdurende hulpvragen met zeker 50 procent.
Vanwege deze stijging hebben we begin dit jaar extra vrijwilligers geworven. Eerst hebben we een algemene informatieavond gehouden. Kort daarna hielden de deelnemende kerken de jaarlijkse IDO-zondag, waarop altijd aandacht voor ons werk wordt gevraagd. Dat leverde ons veertig nieuwe vrijwilligers op.”
Wat betekent dit werk voor u persoonlijk?
„Ik vind het leuk steeds weer nieuwe initiatieven te ontplooien. In samenwerking met justitie en de gemeente zijn we gestart met het bieden van schuldhulpverlening aan gedetineerden. Door daarmee in de gevangenis al te beginnen, verkleinen we het risico van terugval. We willen dit project uitbreiden door samen met stichting Exodus een nazorgtraject te beginnen voor mensen na hun detentie.
Zelf ben ik vooral organisatorisch bezig, maar een paar keer per week eet ik mee in het inloophuis, zodat ik ook contact houd met onze bezoekers. Voordat ik dit werk deed, was ik gemeentepredikant, de laatste twaalf jaar in Den Haag. De mensen die ik hier ontmoet, miste ik altijd heel erg in de kerk. Als zij niet naar de kerk komen, zal de kerk naar hen toe moeten gaan.”
Europese prijs
Twee inloophuizen, een organisatie voor schuldhulpverlening en een voedselbank. Dat zijn drie belangrijke onderdelen van het werk van het Interkerkelijk Diaconaal Overleg (IDO) in Lelystad, waarin acht kerken samenwerken. Afgelopen maand ontving het IDO in het Schotse Edinburgh de Eurodiaconia Award 2010, een prijs waarvoor twintig diaconale projecten uit twaalf Europese landen waren genomineerd. Het initiatief uit Lelystad viel onder meer op vanwege de brede interkerkelijke samenwerking en de goede samenhang tussen de diverse projecten. De organisatie werkt met acht parttime beroepskrachten en meer dan 200 vrijwilligers. Jaarlijks leggen de kerken 60.000 euro op tafel om het werk mogelijk te maken. Dat is 15 procent van het benodigde budget. Het overige geld is afkomstig van subsidies van de gemeente Lelystad en landelijke fondsen.