„Openbaring haaks op werkelijkheid”
„Al het spreken over Boven, over God, moet in verband staan met Zijn openbaring. Als het van beneden komt, kunnen we er beter mee stoppen”, zegt ds. E. van ’t Slot, hervormd predikant in Zwolle. Hij promoveert maandag in Utrecht op het openbaringsbegrip bij de theologen Dietrich Bonhoeffer en Karl Barth.
De Zwitserse theoloog Karl Barth staat bekend vanwege zijn inzet bij de openbaring in Christus, die haaks staat op alle ervaringen van de religieuze mens. De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer vond dat Barth daarbij te veel werk maakte van een theologische duiding van de openbaring en te weinig lette op de manier waarop Gods werk ook gestalte krijgt in de gehoorzaamheid van de gelovige. Volgens ds. Van ’t Slot is dat wat Bonhoeffer bedoelde met de kritische term ”openbaringspositivisme”.De Zwolse predikant merkt daarbij op dat Bonhoeffer in vroegere jaren juist eerder kritiek had op Barths ”openbaringsnegativisme”, zoals hij in zijn proefschrift ”Openbaringsnegativisme. Bonhoeffers kritiek op Barths actualistische geloofsbegrip (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) uiteenzet. „Voor Barth is de openbaring actualistisch, als een bliksem- inslag die niets nalaat in de tijd. Alles wat je over God zegt, kan op het volgende moment weer gelogenstraft worden als God opnieuw spreekt. Bij Barth is er geen gestalte waarin het spre- ken van God zich uitdrukt. De term openbaringsnegativisme die ik in mijn proefschrift gebruik, wil zeggen dat Barth kritisch is tegenover elke gestalte: zelfs het geloof kan nog gelogenstraft worden door de openbaring.”
Bonhoeffer, de theoloog die op jonge leeftijd zijn leven moest verliezen in zijn strijd tegen het nazisme, is volgens de promovendus met zijn uitspraken over de mondige mens vaak verkeerd geïnterpreteerd. „Als Bonhoeffer spreekt over de moderne, niet-religieuze mens, is dat vooral een sociologische uitspraak. Hij is noch door de evangelicalen, noch door de theologen uit de jaren zestig van de vorige eeuw te claimen. Bonhoeffer wil samen met Barth vasthouden aan het centrum van de openbaring in Christus. Ook Bonhoeffer zegt dat wat wij van God zeggen, bij God vandaan moet komen. Maar het moet volgens Bonhoeffer wel doorwerken en ruimte in de tijd krijgen.”
Bonhoeffer pleitte tijdens zijn lezingen voor studenten voor zaken als stille tijd, persoonlijke inkeer, gebed en Bijbelstudie. „Maar het geloof is bij hem wel betrokken op de dagelijkse werkelijkheid. Het gebod plaatst ons midden in het leven.”
Ook Barth verbindt het geloof met de dagelijkse werkelijkheid, aldus de promovendus. „Beiden verzetten zich tegen het nationaalsocialisme. Toch was Barth meer dan Bonhoeffer altijd en overal de denker, de theoloog. Het kenmerk van Barth is volgens Bonhoeffer dat hij alles vertheologiseerde. Hij was de systematische theoloog, de intellectueel, die over alles een mening had. Hij zag zijn Kirchliche Dogmatik als zijn levenstaak, terwijl het de vraag is of hij niet veel meer invloed heeft uitgeoefend door zijn brieven en lezingen. Bonhoeffer wist meer over dingen te zwijgen.”
Barth blijft in zijn relatie met de moderne mens beducht om een aanknopingspunt te vinden in de mens. „Terwijl Bonhoeffer spreekt over de moderne mens die niet meer religieus is, spreekt Barth strikt theologisch over religie als ongeloof. Openbaring is volgens hem niet iets wat uit de mens opkomt. Bonhoeffer gaat op dit punt volledig met Barth mee. Bonhoeffer spreekt niet van aansluiting, maar van wegbereiding. Hij houdt eraan vast dat openbaring haaks staat op onze werkelijkheid en niet daarop aansluit.”
Voor ds. Van ’t Slot ligt hier een actueel punt. „God spreekt, en dat staat haaks op ons leven. Daarom moeten we met al ons missionaire spreken van de kerk niet als het ware landingsbanen gaan zoeken waarop we kunnen inspelen. Als ik eerst allerlei cultuuranalyses moet doen, dan kom je niet meer aan de verkondiging toe en denk ik: drop die boodschap maar. Natuurlijk, je moet zoeken naar eigentijdse woorden, maar er zijn geen voorwaarden.”
Door zijn studie is ds. Van ’t Slot vrijmoediger gaan „verkondigen.” „Het is God Die handelt. Aan het handelen van God kun je niet toe of af doen. Het gaat er in de verkondiging niet zozeer om dat ík geloof, laat staan dat je iets hebt, of dat ik van alles vertel over wat wij geloven, maar het gaat erom dat we opnieuw voor Gods aangezicht komen te staan. Dat overkómt je. Dat moet elke keer weer gebeuren. Ik ben steeds meer het belang van de verkondiging gaan zien. Daar werkt God.”