Paulus
„En hij begeerde zijn buik te vullen met de draf, die de zwijnen aten; en niemand gaf hem die.” Lukas 15:16
De apostel Paulus was een geleerde Farizeeër, onberispelijk van leven. Hij kwam uit de stam van Benjamin, was een Israëliet, besneden ten achtsten dage. Hij meende dat hij genoeg gedaan had en achtte zijn voorrechten gewin. Wat, die geleerde, onberispelijke Saulus van Tarsen, zou hij niet ten hemel ingaan? Hij achtte al zijn uitwendige voorrechten groot gewin en meende ermee de hemel te zullen beërven. Maar hij bevond dat ze verlies waren in plaats van hem te kunnen behouden. Zo ziet u dat een ellendige zondaar zich hulpeloos en hopeloos voelt ten opzichte van enige genoegzame hulp in zichzelf of in het schepsel, indien hij niet verder gaat dan tot die plichten. Nu ziet de ziel dat er geen zaligmakende hulp te vinden is in deze plichten op zichzelf, zonder Christus. Dit komt de mens te zien door deze drie middelen. In de eerste plaats door zijn eigen ervaring, die hem dwingt om deze zaak te belijden. Voorts door de voorbeelden van anderen. Ten slotte door de grootheid van het kwaad dat op hem rust. Dat doet hem de uiterste onbekwaamheid zien om enig goed te ontvangen uit wat hij doet.Thomas Hooker, predikant te Newton (New England)
(”De ware zielsvernedering”, 1678)