Opinie

Ook in Oude Testament was slavernij al verkeerd

Heeft God in het Oude Testament slavernij goedgekeurd?

G.A. van den Brink
7 May 2010 18:22Gewijzigd op 14 November 2020 10:30

Mag de ene mens de andere mens beschouwen als bezit en eigendom? Is het geoorloofd als de ene mens andermans slaaf is? „Zeker niet”, zegt de westerse mens, „want slavernij is een inbreuk op twee van de klassieke grondrechten van de mens: vrijheid en gelijkheid.” Slaven hebben geen vrijheid, want hun meester kan over hen beschikken, en omdat zij het bezit van hun meester zijn, is er sprake van wezenlijke ongelijkheid. Voor het moderne denken zijn deze grondrechten zó belangrijk, dat slavernij altijd verwerpelijk is.„Nee”, zegt ook de christen, „want alle mensen zijn voor God gelijk.” Het christendom is de enige godsdienst die slavernij radicaal afwijst. De gelijkwaardigheid van alle mensen ligt in hun gelijke relatie tot God, de Schepper van allen. De mens behoort alleen maar slaaf te zijn van God (Rom. 6:22).

Ook historisch bezien is het duidelijk, dat de afschaffing van de slavernij een vrucht en gevolg is van het christelijke geloof. De Amerikaanse socioloog Rodney Stark laat dat het boek ”For the Glory of God” heel mooi zien.

Toch lijkt het alsof het christendom op dit punt de Bijbel niet aan zijn zijde heeft, en zeker niet het Oude Testament. Er zijn immers meerdere wetten over slavernij. De bekendste is Leviticus 25:44-46: „Aangaande uw slaaf of uw slavin die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of slavin kopen […] en zij zullen u tot een bezitting zijn. En gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israëls, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben met wreedheid.” Het lijkt alsof God het goedkeurt dat niet-Joden als slaven worden gekocht en verkocht. Zolang de Joden zelf maar geen slaaf worden, lijkt alles geoorloofd. Critici van het christelijke geloof hebben dit gedeelte ook regelmatig zo uitgelegd. Toch is dat niet juist. Laat ik vier argumenten noemen:

  1. Het feit dat er wetgeving was over slavernij betekent niet dat God slavernij goedkeurde. Een dergelijke denkfout maakten de farizeeën over de echtscheiding (Matth. 19:3). Jezus maakt duidelijk dat de wetten er zijn „vanwege de hardheid van uw hart” (Matth. 19:8). Veel van Gods wetten houden blijkbaar rekening met de zondige, gevallen toestand van de mens. Dat geldt ook voor de gedeelten in de Bijbel over slavernij.

Blinde vlek

  1. We moeten onderscheid maken tussen morele normen en morele overtuigingen. Neem bijvoorbeeld de vraag: mochten Abraham, Izak en Jakob meerdere vrouwen hebben? Nee, de morele norm van een huwelijk van één man en één vrouw gold ook toen (Matth. 19:4-5). Toch hadden zij (nog) niet de bijbehorende morele overtuiging. Het was een soort blinde vlek in hun morele denken. Ik geloof dat dit ook moet worden gezegd van slavernij. Veel Joden hadden niet de morele overtuiging dat slavernij verkeerd was. Maar dat betekent niet dat God Zelf slavernij moreel juist vond! Ook toen gold al de morele norm dat slavernij verkeerd is. Inderdaad, pas in de loop van de geschiedenis is de morele overtuiging gegroeid binnen het christendom dat slavernij verwerpelijk is. Maar dat betekent niet dat slavernij pas toen verwerpelijk werd. Integendeel, het inzicht brak door dat slavernij altijd al moreel verkeerd is geweest.

  2. Het eigene van de Joodse wetgeving was niet om met alle voorschriften aan hen (en ons) even zovele eeuwige onveranderlijke morele normen te openbaren. De burgerlijke wetten in het Oude Testament waren bedoeld om te dienen als tijdelijke pedagoog, als ”tuchtmeester”, tot aan het moment dat Christus zou komen (Gal. 3:23-25). De regels en wetten hebben het Joodse volk gedurende zo’n 1200 jaar beschermd tegen heidense invloeden. Ook de regels over slavernij zijn bedoeld om de eigenheid van het Joodse volk te waarborgen. Vergelijk het met de wet die we in Nederland hebben dat je rechts rijdt. Dat is geen wet die uiting geeft aan een moreel principe, maar die louter functioneel is, om het verkeer te regelen. Over de kwestie of slavernij moreel gezien wel of niet geoorloofd is, laten geboden als in Leviticus 25 zich eenvoudigweg niet uit. De regels veronderstellen de realiteit van het Oude Oosten, waarin slavernij een zeer wijdverbreid verschijnsel was.

  3. De genoemde verzen in Leviticus 25 staan in een theologische context. Vers 23-55 is een onafgebroken rij van wetten over verlossing en bevrijding. Omdat God Zijn volk uit Egypte heeft verlost, zijn de Joden Góds slaven, en van niemand anders (vers 42). We kunnen die lijn doortrekken naar het Nieuwe Testament. Met de komst van Christus is het verschil tussen Joden en heidenen weggevallen. De tijd dat de heidenen „vervreemd waren van het burgerschap van Israël” is voorbij (Ef. 2:11-14). Daarom moet bij het lezen van Leviticus 25:44-46 de nadruk vallen op de verlossing van de slavernij, en niet op het tot slaaf nemen van heidenen.

Het verbod op slavernij heeft zich door het werk van Christus verbreed. Het geldt nu niet alleen maar voor de Joden, maar is van kracht voor heel de wereld. Het Nieuwe Testament noemt dat niet expliciet, omdat het allereerst de theologische betekenis van het werk van Christus ontvouwt. Maar de impliciete maatschappelijke consequenties hebben zich vervolgens wel in de geschiedenis van de kerk gemanifesteerd.

Evolutietheorie

Slavernij in het Oude Testament is, kortom, een van de zaken waarvan Augustinus zegt dat zij „wel gelaakt worden volgens de maatstaf der volmaaktheid, maar geprezen worden in de hoop op vrucht, zoals de groene halm geprezen wordt in de hoop op het graan” (”Belijdenissen” III.IX.17).

Een christen zal, niet minder dan een atheïst, slavernij veroordelen. Ook een christen komt op voor gelijkheid en vrijheid. Toch is er een groot verschil. Een atheïst verdedigt vrijheid en gelijkheid zonder dat hij kan beargumenteren waarom. Vanuit de evolutietheorie zijn vrijheid en gelijkheid namelijk onmogelijk te verdedigen. Maar een christen weet ook waaróm hij voor vrijheid en gelijkheid is: omdat ieder mens voor God gelijk is. De afwijzing van slavernij is daarom slechts veilig als ze is ingebed in een christelijke levensbeschouwing.

Verder lezen over dit onderwerp:
- J. van Eck, Kolossenzen Filemon. Weerbaarheid en recht, Commentaar op het Nieuwe Testament Derde Serie (Kampen: Kok 2007), 202-211 en 238-241.
- Rodney Stark, For the Glory of God. How Monotheism led to Reformations, Science, Witch-hunts, and the End of Slavery (Princeton: PUP 2003), 291-368.
- Debat tussen G. A. van den Brink en H. Philipse over ”Moraal zonder God?”, http://videostream.reformatorischeomroep.nl/videoarchief/25/1128.wmv.

Drs. G. A. van den Brink, kandidaat in de Hersteld Hervormde Kerk. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer