Aankondiging
„Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam…” Johannes 17:12
De getrouwheid van Christus gedurende Zijn verblijf in de wereld wordt verklaard met deze woorden: „Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw naam.” Alsof Hij zei: O, Mijn allerheiligste Vader, Ik heb in alle getrouwheid Mijn ambt bediend gedurende de tijd die ik bij mijn discipelen op aarde geweest ben. Ik heb hen met al Mijn ijver beschermd, niet alleen voor lichamelijke gevaren, maar ook voor geestelijk gevaar. Daardoor zijn ze tot nog toe in de staat van genade staande gebleven.Ik heb ze bewaard, zegt Christus. God had hen als een kostelijk pand aan Zijn Zoon gegeven. Bovendien had Hij hen ook als een getrouwe en ijverige herder en wachtmeester, als Zijn lieve schapen bewaard in de staat van de genade waarin Hij ze gebracht had. Hij had ze bewaard voor de gevaren van de zee. Hij had gemaakt dat het hen aan niets had ontbroken. Hij had hen beschermd tegen alle listigheden van de satan, die hen begeerde te ziften als de tarwe, maar „Ik heb voor u gebeden…”
De tijd van deze bewaring was toen Ik met hen in de wereld was. De Heere Jezus spreekt hier alsof Hij reeds uit de wereld was.
Johannes Schuler, predikant te Breda,
(”De biddende Christus”, 1662)