Doktersdilemma’s in oorlogstijd
Tijdelijk hoge koorts, alsof iemand tyfus heeft. In een Amsterdamse ziekenhuisapotheek ontdekte Max Hamburger een middeltje dat daarvoor kan zorgen. Daarmee voorkwam hij dat mensen werden goedgekeurd voor dwangarbeid.
Het is een van de voorbeelden van het artsenverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog waarvoor minister Klink vandaag in Utrecht een gedenkteken onthulde. Hamburger, die zijn medicijnenstudie niet mocht voltooien omdat hij Jood was, was als coassistent in het Nederlands-Israëlietisch Ziekenhuis in Amsterdam gaan werken. Daar maakte hij mensen tijdelijk ziek, zodat hij hen kon laten onderduiken.Zelf moest Hamburger ook een schuiladres zoeken, maar door verraad van zijn verzetsgroep werd hij alsnog opgepakt. Hij overleefde de concentratiekampen ternauwernood. Bij aankomst in Auschwitz ging hij bij een groepje artsen en verpleegkundigen staan, hoewel hij geen van beide was. Alle anderen –meer dan duizend– uit het transport gingen naar de gaskamer.
De inmiddels 90-jarige Hamburger doet zijn verhaal in het boek ”Witte jassen en bruinhemden. Nederlandse artsen in de Tweede Wereldoorlog”, waarvan minister Klink en twee veteranen uit het artsenverzet vandaag de eerste exemplaren overhandigd kregen. Zij gaven de boeken door aan drie medisch studenten. Dat gebeurde bij de onthulling van het monument in de hal van Domus Medica, het pand van artsenorganisatie KNMG.
Boek en gedenkteken kwamen tot stand op initiatief van de KNMG en het –uit de verzetsbeweging ontstane– vakblad Medisch Contact. Documenten die op ziekenhuiszolders ontdekt zijn, vormen mede de basis voor het 247 pagina’s tellende boek, naast de verhalen van ooggetuigen, artsen die als student of beginnend arts de bezettingsjaren meemaakten.
Volgens hoofdredacteur B. Crul van Medisch Contact is het artsenverzet „vergeten historie die verteld moet worden.” Voor tal van verzetsgroepen bestaat al een gedenkteken, maar voor het medisch verzet was dat er nog niet. Het artsenverzet was het eerste georganiseerde en massale verzet, stelt Crul. „Het was succesvol, maar voorzichtig.”
Op tuberculoseafdelingen van ziekenhuizen werden onderduikers verstopt, omdat de Duitsers heel benauwd waren voor besmettelijke ziekten. Dokters tekenden met potlood maagzweren op röntgenfoto’s, zodat ze jongens die naar Duitse werkkampen moesten, konden afkeuren. Wapens werden in tassen van verloskundigen vervoerd.
Het boek beschrijft de dilemma’s waarvoor medici zich in oorlogstijd geplaatst zagen. „Artsen en medische studenten hadden een dubbele rol”, verklaarde Crul, een van de redactieleden van het boek, tegenover het ANP. „Als vaderlanders waren ze het aan hun stand verplicht om de Duitse bezetter te dwarsbomen, maar de artseneed verplicht medici om elk individu in nood te helpen. Dit leverde lastige keuzes op.
De medische dilemma’s van toen spelen nog steeds. Ik heb ooit gewerkt op de eerstehulpafdeling van een ziekenhuis. Toen een dronken gewonde automobilist samen met het door hem aangereden kind binnenkwam, behandelde ik hen allebei. Maar ik hielp het kind wel eerder en de automobilist moest niet zeuren om extra verdoving bij het hechten.”
Tijdens de oorlog weigerde Max Hamburger mee te werken aan sterilisatie van Joden in het Portugeesch-Israëlietisch Ziekenhuis in Amsterdam. „In een ruimte achter het ziekenhuis verschool ik me, en via de nooduitgang kwam ik terecht bij de portier van het tegenoverliggende gebouw.” Hij dook onder, totdat hij verraden werd.
Bekend werd de foto van zijn bevrijding in Buchenwald. Hamburger woog nog maar 28 kilo, leed aan bloedarmoede en had in zijn longen twee grote holten. Hij bracht nog jaren in ziekenhuizen en een sanatorium door. Naast zijn werk als psychiater vond hij nog een andere levenstaak: vertellen over de oorlog.