Ds. Fraanje: Trouw aan het Zeeuwse dialect
Het is bijna een kwarteeuw geleden toen mij het scribaat van onze diaconie werd toebedeeld. Dat hield in: het verzorgen van correspondentie, het opstellen van agenda’s en het schrijven van notulen. Dat laatste gebeurde op de klassieke manier, met de pen in een folioboek met lijntjes. Waren er toen al pc’s? Misschien alleen voor de meest vooruitstrevende mensen. Ik hield het bij mijn onafscheidelijke vulpen – tot er op een late avond een glas water over het schrift viel, waardoor de letters oplosten. Daarna werd het de balpen, die meer zekerheid bood.
De notulen waren vaak een hamerstuk. In de vergaderingen werden ze voorgelezen. Er was bijna nooit een correctie. Eén opmerking herinnerde ik me: van een diaken, afkomstig uit het Zeeuwse. Zijn dialect bleef hij trouw, ook al woonde hij sinds de oorlog in onze stad. Een gemoedelijk man, die echter onverzettelijk was als het de waarheid betrof. Tijdens een vergadering illustreerde hij een voorval. Daarbij noemde hij de naam van een reeds lang overleden weduwe: vrouw Hanzeman. Dat werd zo genotuleerd.Bij het voorlezen in de volgende vergadering kwam een fout naar voren: die weduwe heette Ganzeman. Ik had toch duidelijk Hanzeman verstaan? Jawel – maar dat was op z’n Zeeuws uitgesproken, waar de letters g en h met elkaar worden verwisseld.
Van ds. J. Fraanje, ook van Zeeuwse komaf, is bekend dat hij geen schoolonderwijs had gekregen vanwege ouderlijk verzet tegen inenting. Schrijven was bepaald zijn hobby niet. Ooit vond ik in een boek een vel papier, waarop hij een keer of twintig had geoefend om zijn naam te schrijven. De moeite die dat hem kostte, straalde nóg van dat blad af. Een dochter hielp hem met de correspondentie. „Eigenhandig” geschreven brieven van ds. Fraanje, die hier en daar nog circuleren, zijn dus niet „eigenhandig.” Jammer voor de bezitters…
Onlangs zag ik een boek dat ooit in zijn bezit was. Op het schutblad staat in onbeholpen letters: „dit boek Begoort J. Fraanje.” In het Zeeuwse taalgebruik. We hoeven rond deze prediker geen hagiografische gedachten te koesteren, ook ds. Fraanje was een mens met zonden en gebreken.
Maar in Wijk woonde een geoefend kind van God, Hannes Vos (1858-1934), die uitsluitend bij ds. Fraanje kerkte, de enkele maal per jaar dat hij in de buurt voorging. Toen aan deze thuislezer gevraagd werd waarom hij ondanks zijn onkerkelijke standpunt tóch bij ds. Fraanje ging luisteren, was het antwoord: „Daar hoor ik zaken die ik nog niet wist.” Dat in de preek de g’s en de h’s werden verwisseld, hinderde Vos niet.
Dr. P. J. Meertens schrijft in ”Meertens over Zeeuwen” over oude predikanten uit Amsterdam die voorheen in Middelburg dienden en die, als ze daar later weer eens voorgingen, bij voorkeur Psalm 2:7 opgaven. „In Gem gun geil, gun googst heluk beschouwen”, klonk hen dan weer vertrouwd in de oren.
Heen hrap, geus hebeurd.