Buitenland

Zonder status, maar met hoop

In het vluchtelingenkamp Mae La langs de Thais-Birmese grens verblijven veel christenen. Hun situatie lijkt kansloos. Geloof in God en hoop op een eigen staat houden hen op de been.

tekst en beeld Wilfred Hermans
23 April 2010 15:29Gewijzigd op 14 November 2020 10:25
De vluchtelingenkampen langs de Thais-Birmese grens, waar al 137.000 mensen verblijven, raken steeds voller.
De vluchtelingenkampen langs de Thais-Birmese grens, waar al 137.000 mensen verblijven, raken steeds voller.

De tien vluchtelingenkampen langs de Thais-Birmese grens met in totaal 137.000 vluchtelingen raken steeds voller. Het aantal vluchtelingen zal naar verwachting zelfs groeien naarmate de beloofde Birmese verkiezingen van deze herfst dichterbij komen. Ondertussen verblijven in het grootste vluchtelingenkamp Mae La (40.000 vluchtelingen) veel christelijke Karen – mensen van een bergvolk dat in onder andere Thailand, Birma en Laos woont. Ondanks het totale gebrek aan toekomstperspectief blijven ze hopen: op God, en op een eigen land. „Het Birmese leger kan óns doden, maar onze hoop niet.”Wie in Nederland een toevallige voorbijganger iets te lang aankijkt, kan zomaar een boze blik terugkrijgen. Kijk je een Karenvluchteling in Mae La in het gezicht, dan is een vriendelijk knikje of een stralende lach je loon. Fleurig geklede meisjes, zingende of gitaar spelende kinderen, voetballende jongens – en dat alles in een wonderschoon groen heuvellandschap, 50 kilometer ten noorden van de Thaise grensplaats Mae Sot. Niets verraadt op het eerste gezicht iets van het miserabele leven dat de vluchtelingen leiden.

Als de van nature verlegen Karen uiteindelijk hun verhaal durven te doen, komt de harde realiteit boven tafel. Leven als dieren in een dierentuin, zo voelt het in zo’n kamp; sommigen leven in Mae La sinds het eerste uur, nu twintig jaar geleden.

Getraumatiseerd

Thaise officieren bepalen wie erin en eruit mag. Met het Birmese leger aan de andere kant van de grensheuvel is veiligheid nooit gegarandeerd en de toekomst is ronduit somber. Niettemin ontbreekt het de Karen niet aan ambities en talent; velen willen zendeling of leraar worden, en overal ontmoet je goede muzikanten, zangers en tekenaars. Maar de realiteit is dat er alleen middelbaar onderwijs is in Mae La, dat er alleen baantjes bij Thaise boeren voor een schamel loontje beschikbaar zijn (of illegale fabrieksbanen, met gevaar van arrestatie) en dat je met een vluchtelingenstatus noch een Birmees, noch een Thais burger kunt worden.

Aan overplaatsing naar een ander land zitten ontelbaar veel haken en ogen. Alleen wie bij de UNHCR kan aantonen in levensgevaar te verkeren, komt in aanmerking voor een langdurige selectieprocedure voor een nieuw bestaan. Terugkeer naar Birma is vanwege het aanhoudende geweld te gevaarlijk.

Opmerkelijk: in 2006 bood Amerika alle 9500 Karen van een vluchtelingenkamp overplaatsing aan; slechts 3000 Karen accepteerden het aanbod. De voornaamste reden was dat de Karen National Union (een democratische politieke organisatie) de emigranten verweet dat ze de strijd voor een onafhankelijke Karenstaat opgaven.

Vrijwel iedere Karen die naar het relatief veilige Mae La is gevlucht, is min of meer getraumatiseerd. Platgebrande dorpen, extreem geweld, executies, plunderingen, verkrachtingen, dwangarbeid, berovingen, verscheurde families en een vlucht door de jungle richting Thailand – iedereen kan erover meepraten. Wie in Birma blijft, wacht een zwaar leven. De 26-jarige Saw Ther Htoo uit Mae La vertelt: „Soldaten van Birma mogen elke Karen die ze buiten hun eigen gebied tegenkomen, doodschieten. Elk Karendorp dat ze tegenkomen, wordt platgebrand; de dieren worden gedood. Ze geven niets om ons. We kunnen het aantal vermoorde Karen niet tellen.”

Ook Saw Sayklernoo (25) ontvluchtte zijn dorp, in 2008. Het was er gevaarlijk. Twee à drie keer per jaar werd het aangevallen door het Birmese leger. „Ons dorp bestaat uit hutten van bamboe, niet van hout. Dat is goedkoper om te herbouwen als de Birmezen het weer in de brand steken.”

Slapen, eten, zingen

De kleine Karendorpen met enkele boerderijen zijn volledig zelfvoorzienend. Meestal is er geen elektriciteit en geen contact met de buitenwereld. Voor wie van A naar B wil komen, is een moeizame tocht door de jungle de relatief veiligste manier. Veel wegen zijn een mijnenveld, en om te voorkomen dat het Birmese leger hun dorpen aanvalt, omringen de Karen soms zelf hun dorp met mijnen. In Mae La staat een gehandicaptenhuis waar de vele mijnenslachtoffers –sommigen zijn zowel hun armen als hun benen kwijt– gezamenlijk hun tijd doorbrengen met slapen, eten en zingen.

In Birma is deugdelijk onderwijs slechts voor enkele Karen beschikbaar. Birmees is de voertaal en Karenscholen worden niet toegestaan, waardoor de Karen hun eigen onderwijs moeten betalen. In de bergen is er maar één school voor vijftien dorpen. Als men tijdelijk moet vluchten, gaat het studeren door: met het houtskool van een verbrande boom en een Bijbelkaft komen ze een heel eind.

De Karen vormen 16 procent van de in totaal 50 miljoen inwoners van Birma. Een deel van hen is boeddhistisch, een deel animistisch, maar een groot deel is christelijk – te midden van een boeddhistische samenleving. De junta onderdrukt christenen (maar ook moslims en hindoes) stelselmatig, omdat het christendom door de kolonisator Engeland in de negentiende eeuw Birma werd binnengebracht. Logischerwijs kwamen christenen –onder wie veel Karen– na Birma’s onafhankelijkheid in 1948 in de hoek terecht waar de meeste klappen vielen. Sinds die tijd zijn ze (net als andere Birmese minderheden) in gevecht met het keiharde regime – een ‘vergeten’ strijd die niettemin de langste burgeroorlog uit de wereldgeschiedenis mag heten.

Inzet voor de Karen is: meer zelfbeschikking, gelijke rechten en een vredig leven in hun eigen staat, ”Kawthoolei” (Bloemenland, of: land zonder kwaad). Een ongelijke strijd ook; het Birmese leger is aanmerkelijk groter, en het Karenleger is onderling verdeeld omdat boeddhisten en christenen hun eigen weg gaan of elkaar aanvallen.

Bladerdak

Vanwege onder andere goede handelsrelaties tussen Birma en Thailand hoeven de Birmese vluchtelingen niet te rekenen op Thaise steun. Wel bepaalt de Thaise regering wat wel en niet is toegestaan in de kampen. Diverse hulporganisaties onder de vlag van de Verenigde Naties staan garant voor voedsel, onderwijs en medische hulp – zij het mondjesmaat; nu en dan bezoeken medische teams uit het buitenland de kampen om hoognodige operaties te verrichten.

Maandelijks krijgt een Birmese vluchteling 15 kilo rijst, 1 kilo gele bonen, 750 gram vispasta, 330 gram zout, 1 liter bakolie en 250 gram suiker. De gelukkigen hebben een lapje grond om zelf de nodige groenten te verbouwen, of ze kopen nu en dan een kip of varken.

Ondanks de beloofde verkiezingen deze herfst lijkt het Birmese regime zijn koers niet te wijzigen. Oppositieleider Aung San Suu Kyi, die in 1990 met haar partij de Nationale Liga voor Democratie nog met grote meerderheid de verkiezingen won, mag niet meedoen omdat in de nieuwe grondwet van het Birmese regime staat dat Birmezen met te nauwe banden met buitenlanders zich niet kandidaat mogen stellen.

Hoe kansloos de situatie voor de christelijke Karen ook lijkt, hun geloof in God en een eigen staat houdt hen wonderwel op de been. „Jezus zegt dat we met allerlei moeilijkheden te maken zullen krijgen als we Hem volgen”, zegt student Hsa Bwea Say (22). „We zien onze situatie als een test om steeds dichter bij Jezus te gaan leven. Maar we hoeven ons geen zorgen te maken, want Hij heeft alles al overwonnen.” Wijzend op de onafhankelijk van Israël in 1948: „Door Gods genade kreeg Israël een eigen land, een leven in vrijheid. We vertrouwen dus op God.”

Zijn vriend Saw Eh Pho (23) valt hem bij. „De Bijbel zegt: „Wees niet bang voor degenen die je lichaam kunnen doden; wees bang voor hen die je ziel kunnen doden.” Wij lijden, maar het Birmese leger kan onze hoop niet doden, want onze hoop ligt in God.”


Dromen van werk als leraar of zendeling

Aan de rand van Mae La staat de Bijbelschool Kawthoolei Karen Baptist Bible School and College . Directeur Saw Simon heeft niet minder dan 56 kinderen geadopteerd. De hele groep woont gezellig in en om het huis van Simon zelf.

Wekelijks krijgt de school bezoek van leraren en diverse organisaties uit het buitenland. Zij kunnen hun wekker thuislaten, want steevast om zes uur ’s morgens beginnen de studenten de dag met hun liederen: luidkeels, zuiver en meerstemmig. Overigens gaat dit zingen de hele dag door, zowel binnen als buiten de school. Zelfs in bed wordt er nog geoefend: dit is goed te horen omdat de hutten van bamboe nauwelijks geluiddempend zijn.

Het onderwijsprogramma beslaat vier studiejaren. Leerlingen volgen vakken als gespreksvoering, Engels, muziek, schrijfvaardigheid, filosofie en Grieks, maar krijgen ook stevige theologische kost. Zo verdiepen ze zich in het Oude en het Nieuwe Testament, kerkgeschiedenis, ethiek en pastoraat en krijgen ze preekles.

Studenten willen over het algemeen –als ze de kans krijgen– doorleren of leraar of zendeling worden. Student Saw Sayklernoo (25) zou graag in het buitenland verder studeren, maar vanwege het gebrek aan geld en reispapieren betwijfelt hij of dat gaat gebeuren. „Het alternatief is teruggaan naar mijn Karenvolk in Birma. Omdat de Karen niet in hun eigen taal mogen studeren, wil ik kinderen de Karentaal leren lezen en schrijven.”

Saw Eh Poh hoorde op de Bijbelschool altijd dat de Bijbel het enige medicijn is. Toen hij twee jaar geleden met malaria in de jungle doodziek op bed lag, was dat de zin die steeds door zijn hoofd schoot. „Soms klaag ik nog bij God: waarom zit ik in een vluchtelingenkamp? Maar de Bijbel is dan echt mijn gids. Ik lees dan bijvoorbeeld Psalm 27: „De Heere is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de Heere is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?”

Meer over
Achtergrond
Birma

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer