Sjiieten waarschuwen voor schade aan heiligdommen
De Iraanse regering en de belangrijkste oppositiegroepering van de Iraakse sjiieten hebben donderdag gewaarschuwd voor grote schade aan sjiietische heiligdommen in Zuid-Irak als gevolg van het oorlogsgeweld. Dat meldde het Iraanse persbureau IRNA.
Aanvallen van de Amerikaanse en Britse troepen op heilige steden van de sjiieten in Zuid-Irak wekken de woede van moslims overal ter wereld, zei de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Kamal Kharrazi. De Opperste Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (SCIRI), gevestigd in Teheran, liet een soortgelijke waarschuwing horen.
Ook Iraanse geestelijken in de heilige stad Qom in Iran riepen de geallieerde militairen op om de heiligdommen te sparen. Het gaat vooral om de graftombes van de eerste en derde imam van de sjiieten, Ali en Hussein, in respectievelijk Najaf en Karbala.
Zowel in Irak als in Iran zijn de sjiieten in de meerderheid. In Iran zijn ze aan de macht, terwijl ze in Irak zuchten onder het regime van de soennitische minderheid. Wereldwijd is ongeveer 10 procent van de moslims sjiiet.
Het schisma tussen soennieten en sjiieten gaat terug tot de periode vlak na de dood van de profeet Mohammed in 632. Na de dood van de derde opvolger van de profeet (kalief), Oethmaan, ontbrandde een onderlinge strijd. Eén groep koos Mohammeds neef en schoonzoon Ali tot kalief, maar anderen schoven Oethmaans neef Moeaawiya naar voren. Na bemiddeling werd Ali als de rechtmatige kalief erkend, maar nadat hij in 661 was vermoord, werd Moeaawiya alsnog de leider van de islamitische gemeenschap.
Doordat de sji’at Ali (de partij van Ali) de vijfde kalief niet erkende, was de eerste scheuring in de nog jonge islam een feit. De sjiieten beschouwen Ali als hun eerste imam. De twaalver sji’a, de meerderheidsstroming in de sjiitische gemeenschap, is sindsdien geleid door twaalf als onfeilbaar beschouwde imams.
In Iran geldt de hoogste geestelijk leider als plaatsvervanger van de twaalfde imam. In de sjiitische opvatting van het staatsbestel horen het staatkundig en het religieus gezag bij elkaar. In de soennitische islam zijn de politieke en de godsdienstige macht gescheiden. Soennieten kennen, in tegenstelling tot de sjiieten, ook geen centraal leergezag.