IJdelheid
„Wie is wijs? Die neme deze dingen waar…”Psalm 107:43
Wat is het een grote dwaasheid om de gelukzaligheid daar te zoeken waar alles in de weegschaal van het oordeel bekeken is. Niets kan gevonden worden dat begerenswaardig is. Wat is de wereld en wat zijn de dingen van deze wereld anders dan vijandschap tegen God? Wij leven in die wereld met woelen en wroeten en wij verlaten hem met zuchten en kermen. „Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen en naakt zal ik daarheen wederkeren” (Job 1:21).Zo is ook de opgang en de ondergang van ons leven: naaktheid! Geven wij acht op de bijzondere tijden en plaatsen van ons leven, zie, zij brengen ons niets anders dan ijdelheid en ellendigheid. De kindertijd is teer en zwak, de jeugd dom en ongebonden, de ouderdom suf en doof. De mens wordt door veel schrijvers een kleine wereld genoemd. Hij is zo veel als een model van deze grote wereld: vanbinnen de zonden die tegen hem strijden; vanbuiten de wereld om hem te verlokken; van voren de netten van de satan om hem te verstrikken en achter hem een knagende consciëntie om hem te verderven. Aan de rechterkant voorspoed om hem te verblinden en aan de linkerkant tegenspoed om hem te kwellen. Onder zijn voeten een open graf om hem te verzwelgen en boven zijn hoofd de straf van God, gereed om op zijn hoofd te vallen.
John Denison,predikant te Londen
(”De aardse ijdelheid”, 1646)