Schrijven als verwerkingsproces
Weinig is zo sterk als de band tussen ouder en kind. Het is dan ook haast onmogelijk om te beschrijven wat het betekent als de dood inbreekt in deze relatie. Een schrijver die hiervoor toch woorden zoekt, is de beroemde Franse denker Roland Barthes in ”Rouwdagboek”.
Na de dood van zijn moeder, met wie hij zijn leven lang samenwoonde, hield hij bijna twee jaar lang een dagboek bij. Hierin beschrijft hij zijn rouwproces en worstelt hij met zijn intense verdriet en het onvermogen van taal om dat onder woorden te brengen.Hoewel Barthes zelf aangeeft dat geen enkele verteltechniek geschikt kan zijn om zoiets intens te verwoorden, maken de korte aantekeningen in zijn boek wel degelijk iets van zijn ontreddering en verdriet voelbaar. Dat het onzegbare toch onder woorden wordt gebracht, doet aan dichtkunst denken. Het vele wit op de pagina’s, de woordkeus en de opvallende wendingen versterken die gelijkenis. De verwantschap met poëzie dringt zich nog sterker op na het lezen van ”Nieuws van nergens” van Anna Enquist, haar tweede dichtbundel na het verlies van haar dochter.
Bijzonder knap aan deze bundel is de vanzelfsprekendheid waarmee de gedichten op elkaar volgen. Dat lijkt voor de hand te liggen, doordat ze allemaal op enige manier raken aan het geslagen gat, maar de bundel bevat ook oudere gedichten. Ook komen soms woorden, beelden en thema’s terug in verschillende gedichten. Deze eenheid maakt dat de bundel bijna leest als een verhaal, waarin muziek een heel sterk middel blijkt om verdriet te uiten en een alles aantastende verandering te verwerken.
Muziek kan bij Enquist met onweerstaanbare kracht de weggestopte en soms onvermoede emoties overweldigend doen doorbreken: „Zij kan niet verlangen, nog niet naar een kaaklijn,/ een haarstreng. Zij leeft in de vaart van het voertuig,// er drenst een orkest. Dan stilte. Vierstemmig/ koor baant zich een weg naar haar oor, vernielt// haar gezicht, wringt haar hand van het stuur/ naar de radioknop, maar het duurt en duurt.”
Ook bij Barthes blijkt deze kracht van muziek. Hij bemerkt verbijsterd dat sentimentele muziek waarom hij vroeger slechts moest grinniken, hem nu verpletterend raakt en tot tranen brengt. Alles lijkt anders dan voorheen en het opgaan in de dagelijkse, banale dingen is voor hem onbegrijpelijk geworden. Is de dood niet oneindig ernstiger?
Dit her-zien van het leven was ook de kern van Barthes’ filosofische werk. Hij hield zich vooral bezig met de manier waarop taal de werkelijkheid kan uitdrukken. Hij stelde vast dat het abstracte systeem van een taal nooit recht kan doen aan de uniciteit van de werkelijkheid. Immers: hoe kan het ene woord ”boom” ooit uitdrukking geven aan alle verschillende bomen die wij ermee kunnen aanduiden? Bovendien ontstaat betekenis pas in een proces van interpretatie. Niet alleen teksten, maar alle taal, gebeurtenissen en zelfs dingen kunnen zo geïnterpreteerd worden.
Deze filosofische bespiegelingen krijgen een zeer emotionele lading in ”Rouwdagboek”, waarin het gaat om de onmogelijkheid in woorden te vangen wat de schrijver voelt bij de dood van zijn moeder. Alles staat nu in het duistere licht van dit sterven en wordt aan de hand daarvan geïnterpreteerd: „Nu komt geleidelijk het ernstige (wanhopige) thema in mij op: welke betekenis heeft mijn leven voortaan?”
Opmerkelijk genoeg worden ook in ”Nieuws van nergens” allerlei dingen, van straatstenen en een besneeuwde stad tot een strijkkwartet of een zwanenpaar, als nieuw gezien. Het hele leven krijgt een andere betekenis na het ingrijpen van de dood.
Barthes, doorgaans een verfijnd stilist, beperkt zich hier tot zeer concrete notities en dus is het verschil met de muzikale (zij het sobere) poëzie van Enquist groot. Misschien is het belangrijkste verschil wel dat waar Enquist in beelden een rouwend leven beschrijft, Barthes in woorden probeert te vangen wat rouw en verlies inhouden. Drijfveer voor beiden is daarbij (naast het woorden geven aan ontreddering en verdriet), het verlangen een monument in de taal op te richten, om hun geliefden een tweede dood in de vergetelheid te besparen. Dat leidde tot twee aangrijpende bundels die ieder op hun eigen wijze iets onzegbaars toch verwoorden.
Nieuws van nergens, Anna Enquist;uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 295 7214 9; 58 blz.; € 16,95;
Rouwdagboek, Roland Barthes, vert. uit het Frans door Frans de Haan, met een nawoord van Ger Groot;
uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 290 8531 1; 278 blz.; € 21,95.