Theoloog Süss: De aarde is van de mensenkinderen
In het Jodendom gaat het om het lichaam, de stoffelijke werkelijkheid. Meer gaat ons niet aan, zegt de Amsterdamse theoloog dr. René Süss. „Het lichaam is niet slechts een omhulsel van de ziel, die naar de hemel gaat als het moment daar is.”
De nadruk op lichamelijkheid maakt het Jodendom tot een unieke godsdienst, aldus Süss. Hij schreef er een boek over: ”De Geest bemint de buitenkant. Jodendom in fragmenten” (uitg. VU Uitgeverij, Amsterdam), dat gisteren verscheen.Het idee voor een boek over de Joodse visie op lichamelijkheid ontstond twee jaar geleden, zegt Süss. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam onderging hij een gecombineerde prostaatniersteenoperatie. „Ik ervoer die gebeurtenis als een directe inbreuk op mijn intimiteit. Het uitkleden beperkt zich niet tot het afleggen van de kleding. Het mes gaat erin, in het lichaam. De huid en wat er allemaal onder zit wordt geopend. Zo krijgt de arts iets te zien wat de patiënt zelf nimmer zal zien. Dat zette me aan het denken over mijn eigen lichamelijkheid, maar ook over die in het Jodendom.”
Volgens Süss, die van 1984 tot 1999 predikant was binnen de |Nederlandse Hervormde Kerk, is er niets tussen hemel en aarde, zelfs geen iets, laat staan een meer. „Anders dan het christendom kent het Jodendom geen topografie van het hierna. Psalm 115 zegt: de hemel is van de Heere; de aarde heeft Hij aan de mensenkinderen gegeven. Er is niks anders voor ons dan het lichaam, de stoffelijke werkelijkheid. En als er een hiernamaals is, dan kunnen we daar alleen maar over speculeren. Het geheim van de wereld is, zoals Oscar Wilde schreef, het zichtbare, niet het onzichtbare.”
In het Oude Testament staat dat God Henoch wegnam en dat Elia ten hemel voer. Duidt dat niet op het bestaan van een hemel?
„Henoch, Elia, maar ook Mozes; dat zijn uitzonderingen. Men kan zich niet voorstellen dat ze ooit los van God zullen zijn. Geloof in een hemel komt nauwelijks voor in de Tenach. Nauwelijks. In Ezechiël 37 bijvoorbeeld, gaat het om de collectieve opstanding van het volk Israël. Ik denk in de lijn van Yeshajahu Leibowitz (1903-1994), hoogleraar neurofysiologie aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, die zich een neosadduceeër voelde en niet in een lichamelijke opstanding geloofde.”
U bent ook neosadduceeër?
Met een breed armgebaar: „Wie ben ik? Een mannetje dat een beetje probeert na te denken. Ik zou het niet durven zeggen. In het Jodendom staat niets vast; alles is onderhandelbaar.”
Leibowitz stond bekend als een criticus van de politiek in Israël. Vindt u het een goede stap van de Protestantse Kerk in Nederland om de Israëlische regering op te roepen de rechten van Palestijnen beter te respecteren?
„Israël moet zich deze kritiek zeker aantrekken. Het dient zich te houden aan internationaal erkende rechtsregels. Ik vind de reacties van Christenen voor Israël en het Wiesenthalcentrum op de brief van de Protestantse Kerk dan ook erg overtrokken. Ik voel me absoluut solidair met mijn mede-Joden, maar de erfenis van de Shoah mag Israël niet eeuwigdurend als excuus gebruiken.”
Een belangrijke leermeester ziet Süss in de hervormde theoloog prof. dr. A. A. van Ruler (1908-1970). Over hem gaat het eerste hoofdstuk van zijn boek, dat mede is gefinancierd uit bedragen die Stichting Individuele Marorgelden uitkeert aan overlevenden van de Holocaust en hun nabestaanden.
Süss: „Van Ruler kan in zijn waardering van het aardse een inspiratiebron zijn voor het Joods-christelijke gesprek. Hij zette niet de verzoeningsleer centraal, maar ontwikkelde een zeer oorspronkelijke en hartstochtelijke waardering voor het aardse leven. De door God geschapen werkelijkheid is in haar binnenste wezen stoffelijk van aard. Dat de Geest de buitenkant bemint, daar raakte hij niet snel over uitgedacht.”
Spant u Van Ruler niet een beetje voor uw eigen karretje?
„Prof. Van de Beek zei eens: „Van Ruler leerde niets, hij suggereerde alleen.” Dat geeft mij de vrijheid om een beetje met hem aan de haal te gaan.”
Hoe belangrijk is de beschermwaardigheid van het leven?
„Omdat we niets anders hebben dan ons lichaam, doen Joden er alles aan om het leven hier op aarde draaglijk te maken. Alle 613 voorschriften van de Thora mogen opgeschort worden als er een levensbedreigende situatie ontstaat. Die regel wordt bijvoorbeeld consequent toegepast in het orthodox-Joodse Shaare Zedekziekenhuis in Jeruzalem. Daar gelden de bepalingen van de sjabbat niet meer zodra er ergens in het ziekenhuis directe hulp nodig is. De sjabbat is immers aan jou gegeven, en niet andersom. Er zijn dus extreme situaties waarin men om de Thora te vervullen die juist terzijde moet schuiven.”
Ook in de synagoge speelt lichamelijkheid een belangrijke rol, aldus Süss. „Gesublimeerde erotiek”, noemt hij de dienst in de sjoel. „De Thora is de bruid die op sjabbat uit de heilige ark wordt gehaald. We volgen haar tijdens de rondgang, kussen haar even. Dan wordt ze op de ”biema” gelegd, de voorleesplek. Zeven mannen spreken na elkaar een zegenbede uit en steeds wordt de Thora weer even ineengerold en bedekt. Daarna gaat ze open voor ieder persoonlijk. Na de lezing tillen we haar omhoog. Zie toch hoe mooi zij is, onze geliefde Thora!”
Luther
De kerkhervormer Maarten Luther is „een echte antisemiet”, vindt dr. René Süss. Zijn publicaties over Luther en de Joden deden al veel stof opwaaien. Maar klaar met de zestiende-eeuwse reformator is Süss nog niet. Een tweede druk van ”Luthers theologisch testament. Over de Joden en hun leugens” (2006) is in voorbereiding én hij werkt aan een nieuw boek, met de werktitel: ”Luther desondanks”.
„Ik wil ook de andere kanten van Luther belichten”, zegt de Amsterdamse onderzoeker. „Hij was een mens, met positieve en negatieve kanten. Ik schrijf bijvoorbeeld over zijn huwelijk met Katharina van Bora, waar nu niet bepaald de vonken van afvlogen. Het summum van intimiteit lijkt te klinken in Luthers uitspraak in de derde persoon: „Wanneer men ontwaakt en zich in bed omdraait ziet men een paar vlechten naast zich liggen, die men eerder niet opmerkte.”
Lachend: „Critici kunnen me in ieder geval niet meer verwijten dat ik Luther afval of zwartmaak.”