Eerlijk lezen Bijbel niet strijdig met gezag
Eerlijk en kritisch lezen van de Bijbel én overtuigd zijn van zijn gezag. Zo onderzocht drs. Koert van Bekkum de intocht van Israël in het land Kanaän, zoals beschreven in Jozua 9-13. „Het gaat mij om de tekst zelf en mijn boek is meer historisch dan theologisch. Maar ik hoop wel dat mijn onderzoek een theologische bijdrage is aan de oudtestamentische wetenschap.”
Donderdag promoveert hij aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Kampen op zijn bijna 600 bladzijden tellende studie ”From Conquest to Coexistence. Ideology and Antiquarian Intent in the Historiography of Israel’s Settlement in Canaan” (uitgegeven in eigen beheer). Van Bekkum (1970), in het dagelijks leven adjunct-hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, analyseert daarin de verovering van het land Kanaän onder het leiderschap van Jozua. Hij combineert de analyse van de betreffende hoofdstukken met archeologisch veldwerk, waarvoor hij enkele maanden in Israël verbleef.De conclusie van de promovendus is dat er van verovering van het land Kanaän in één keer en een massale intocht van het volk Israël in Kanaän sprake is geweest, in weerwil van wat diverse wetenschappers hebben betoogd. Het zou bij de intocht gaan om een groep van 30.000 mensen.
Hypothesen
Er zijn over het boek Jozua en zijn datering talloze hypothesen geuit, van de veertiende eeuw tot de zevende eeuw voor Christus. Van Bekkum houdt het op de periode tussen 950 en 800 voor Christus. Het verblijf van de Israëlieten in Kanaän drukt Van Bekkum in de titel uit met „coëxistentie”, samenleven. „Archeologen stuiten op mengvormen in de toenmalige cultuur. Tegelijk zegt de Bijbeltekst dat niet iedereen is verdreven en dat Israël gewoon te midden van de Kanaänieten en Amorieten woont. Volgens mij slaan die beide op dezelfde historische situatie.”
De inneming van het land Kanaän is niet zomaar een verhaal van een verovering, het gaat ook om het dóél waartoe God Israël dit land gaf. „Jahweh zegde het land aan Israël toe met de bedoeling dat het volk Hem zou eren en gehoorzamen. Ongehoorzaamheid zou worden gestraft met het oordeel en de ballingschap. De toon in het boek Jozua is erg positief. God vervult de belofte aan Zijn volk en doet van Zijn kant er alles aan om die maximaal te vervullen. Pas later wordt het volk het als schuld aangerekend dat het niet trouw is gebleven aan zijn God.
Dat zien we bij Jozua al gebeuren, wanneer Israël een verbond sluit met de Gibeonieten, waarvan de verteller zegt dat het volk de Heere niet raadpleegde. In Richteren en de Bijbelboeken daarna is het verval nog duidelijker. Uiteindelijk vervult God de landbelofte door Zijn keuze voor het koningschap van David en Salomo. Hij doorbreekt zo de ongehoorzaamheid van Israël.”
Van Bekkum gaat uit van de betrouwbaarheid van de Schrift, maar dat wil volgens hem niet zeggen dat „we precies weten wat er in de tekst staat.” „Ik heb de Schrift zelf willen laten spreken, en dat is echt gereformeerd. Je mag voor het verstaan van de tekst allerlei hulpmiddelen gebruiken, zoals Calvijn deed met het humanistisch instrumentarium in zijn tijd. Calvijn zou onbekommerd gebruikgemaakt hebben van de inzichten van de Bijbelwetenschap die wij nu hebben. Bavinck spreekt van feiten die in het licht van Gods voorzienigheid gevonden worden. Al moet je wel onderscheid maken tussen feiten en interpretatie.”
Van Bekkum staat in zijn proefschrift een „open debat” over de tekst voor. Dat kan niet los van theologische vooronderstellingen. „Maar je moet in de Bijbelwetenschap wel met elkaar in gesprek proberen te blijven, ook al geloof je op een verschillende manier of helemaal niet.”
Het is gebruikelijk bij veel wetenschappers om de gebeurtenissen in het boek Jozua niet als historisch te zien. „Wetenschappers gaan ervan uit dat er sprake is van latere toevoegingen, waardoor de oorspronkelijke feiten heel anders waren dan nu wordt verteld. Nu is met alleen geschiedkundig onderzoek inderdaad moeilijk het verleden te achterhalen. We hebben maar heel weinig gegevens, de afstand in de tijd is groot en echt neutraal onderzoek is er niet. Momenteel is er weer een wat postmodern aandoende benadering in zwang die de geschiedenis van Jozua interpreteert als niet meer dan een zoektocht naar de identiteit van het volk Israël. Maar mijn onderzoek wijst uit dat de gebeurtenissen die in Jozua 9 tot 11 beschreven staan, niet gefalsificeerd hoeven te worden. Ik verdedig daarom de stelling dat ze gewoon historisch zijn.”
Van de promovendus kan niet verwacht worden om in deze oudtestamentische studie ook verwijzingen naar het Nieuwe Testament te leggen. Toch ziet Van Bekkum een dubbele bodem in het Bijbelboek, zo zegt hij. „We constateren in het boek het begin van een beweging die uitloopt op de definitieve vervulling van Gods keuze voor het huis van David, waaruit later de Messias zou voortkomen. De lijn naar het Nieuwe Testament doortrekken is legitiem, maar dat hangt af van de manier van lezen: of je Jozua alleen ziet als oud-Israëlitische geschiedenis of breder in het licht van de canon. Ik heb mij in mijn onderzoek vooral gericht op het eerste aspect.”