Het is zoals met een ent van een boom. Eerst moet hij van de oude stam afgesneden worden. Daarna moet hij gesnoeid en gereedgemaakt worden om in een andere stam geënt te worden. De ziel die door berouw afgesneden is van de zonde, wordt door de nederigheid gesnoeid. Die maakt hem bekwaam om in Christus geënt te worden.Vooraf volgt echter nog een gezicht van de zonde en het gevoel van de goddelijke wraak. En droefheid om de zonde. Men moet de zonde zien op een klare, overtuigende wijze. Het is geen algemeen gezicht, noch een los gezicht van de zonde. Het is niet genoeg dat men zegt: Het is mijn zwakheid en ik kan het niet beteren, wij zijn allen zondaren.

Och, dit is de oorzaak dat wij onze kwaal niet recht bevatten en onze wegen niet verbeteren. De mens moet zijn wegen scherp onderzoeken en beproeven, gelijk de goudsmid zijn goud in het vuur beproeft. Ik heb mijn wegen bedacht, zegt David en heb mijn voeten gekeerd tot uw getuigenissen. Met andere woorden: Ik heb mijn zonden ondersteboven gekeerd (Psalm 119:59). Hij heeft al zijn wegen doorzien.

Isaac Ambrosius,predikant te Preston

(”Leer der wedergeboorte”, 1660)