Diadeem
„Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods.” Hebreeën 10:31
Als vandaag uw hart grondig bekeerd wordt en u sterft, bent u vandaag in het paradijs. Het was voor Adam en Eva geen troost zich te herinneren dat zij in het paradijs waren. Als wij, als voorsmaak, in het paradijs geplaatst worden, laten wij er dan op letten staande te blijven, opdat wij niet vallen. Want daar wij sterfelijk zijn, zijn wij veranderlijk. Niets is ons zo eigen als te veranderen. Wij zijn onstandvastig, zoals God wel weet. De Heere make ons standvastig. De herinnering aan deze hemelse vreugde dient ons tot het einde toe te doen volharden. Laten wij dus bidden of de Heere in Zijn oneindige genade onze huidige zondigheid zou willen verbeteren. Laten wij vragen of Hij onze verdere kennis van Hem wil oprichten en bouwen en onze toekomstige zwakheid wil besturen. Opdat wij ernstig kunnen verlangen en onderzoeken, waarlijk en volmaakt te volbrengen alle dingen die Hem, de eeuwig levende God, kunnen behagen. Dat wij daardoor recht in Zijn wegen zouden wandelen en echt in Zijn liefde leven, tot onze troost en tot Zijn verheerlijking. Opdat wij aan het einde die langverwachte en vurig verlangde diadeem mogen verkrijgen.Matthew Mead,
predikant te Londen
(”Het vallen in Gods handen”, 1687)