„Waren er maar meer zúlke arbeiders.”
Een geschiedenis die op hem altijd weer diepe indruk maakt, is die van de ontmoeting van Christus met de Samaritaanse vrouw, schrijft dr. H. Klink in Ecclesia (orgaan van de Vrienden van Dr. H. F. Kohlbrugge). „Waren er maar meer zúlke arbeiders.”
„Enkele jaren geleden kerkte ik in de Westerkerk in Amsterdam waar een gastpredikant voorging. De prediker bracht aan het begin van de preek een enquête ter sprake die in de week ervoor gehouden was naar aanleiding van het boek van Hendrikse, ”Geloven in een God die niet bestaat”. Aan predikanten was de vraag voorgelegd of ze in God geloofden. Rond de 10 procent van de ondervraagden had als antwoord gegeven niet in God te geloven. De gastprediker stelde dat dit aantal verbijsterend was „omdat het er zo weinig zijn! Je zou hebben mogen verwachten dat het er veel meer waren. Want als ze mij gevraagd hadden of ik geloof in het bestaan van God had ook ik „neen” gezegd.”Natuurlijk gaf hij een uitleg van wat hij bedoelde. Hij merkte op: „Ik geloof niet in God! Tijdens een visite vroeg iemand me: „Bent u dominee?” Ik gaf daarop een bevestigend antwoord. „Dus u gelooft in God.””
Hij vertelde vervolgens dat hij tijdens dat gesprek geprobeerd had uit te leggen wat hij bedoelde. Zijn uitleg leek heel spitsvondig en diepzinnig tegelijk. Hij had geantwoord: „Ik geloof niet in de God die u bedoelt, de algemene God, die almachtig zou zijn en de Schepper en Voorzienigheid. In die God, de God van „de natuurlijke theologie”, geloof ik niet. Ik geloof in Jezus Christus en in zijn Vader.” (…)
Het is niet te zeggen hoeveel kwaad deze vorm van preken gedaan heeft! Hoe ver staat ze af van de houding van Christus. Christus zag dat de Samaritaanse vrouw diepweg hunkerde naar levend water en Hij honoreerde dat. Met veel tact wist Hij haar aan te spreken. Terwijl zij met veel mannen had samengewoond en zij verstrikt was geraakt in het kwade, waardoor ze diepweg zeer ongelukkig was geworden, was Hij met ontferming over haar bewogen. Hij zag tot in haar ziel. Het schepselmatige van haar ziel erkende Hij, zoals dat tot uitdrukking komt in het bekende woord van Augustinus: „Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U, o God.” En… Hij liet haar zien waar het in haar leven misgegaan was, om haar zo in aanraking te brengen met zijn heerlijkheid.”
De Waarheidsvriend
Op 12 december vorig jaar werd drs. P. J. Vergunst getroffen door een hartinfarct. In De Waarheidsvriend blikt de algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, die intussen weer enkele uren per dag mag werken, terug op de periode die hij in het ziekenhuis lag.
„Niet eerder was mij zo duidelijk geworden dat het ziekenhuis een plaats is om de rijkdom van het Evangelie te delen. (…)
„U heeft voortaan wel iets om met de Kerst over na te denken”, zegt iemand van de röntgenafdeling tegen je. „Ja, maar dat hadden we toch al, zuster?” is een reactie die een gesprekje met haar opent.
Of de man van middelbare leeftijd, die de zaal opkomt en hoort dat hij deze week niet gedotterd kan worden en roept: „Nu, mijn Kerst is voorbij.” Hij zal voor 25 december inderdaad niet thuis kunnen zijn. Maar, zou ik dezer dagen een mogelijkheid krijgen op zijn opmerking in te gaan?
De grote vragen van het leven komen niet alleen bij patiënten boven. Een uur lang zit Peter, een (kerkelijk opgevoede) broeder, in mijn raamkozijn, nog vol van het afscheid van zijn vader die om euthanasie gevraagd had. „Ik hoop dat hij boven een paar leuke makkers ontmoet heeft.” Ook over Gods betrokkenheid op Zijn schepping heeft deze verpleegkundige vragen: „Je moet eens weten wat we op de hartafdeling aan lijden langs zien komen. Dan denk ik vaak: Had de Baas daarboven het niet wat beter kunnen regelen voor ons?” Ik antwoord niet met de eerste hoofdstukken van Genesis over schepping en zondeval, maar met mijn eigen ervaring. Ik zeg geen kwaad woord te willen horen over Hem, die juist nu nabij is, die je als het spannend is, laat weten: Rust, mijn ziel, uw God is Koning, heel de wereld Zijn gebied, ook deze ziekenkamer. Dat was zo, Peter, toen jij me vanmorgen wegbracht.”