Warm onder het Woord
Gloeiende kolen in voetenstoofjes hielden kerkgangers jarenlang warm. Toen kwam de centrale verwarming. En daarmee de verspilling van energie. „Het is tijd om de kachel een paar graden lager te zetten.”
Het warme geluid van kerkklokken klinkt over Bennekom. Sneeuw ligt in de tuin van de gereformeerde kerk. In het gemeentecentrum, in de schaduw van de kerktoren, zit David Ketel, regiocoördinator van de werkgroep Kerk en Energie. „Je kunt wel preken over een mooie schepping en de zorg daarvoor, maar de energiehuishouding in kerken kan flink beter.”De werkgroep is onderdeel van Kerk in Actie, hulporganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), en heeft als doel kerkgebouwen energiezuiniger te maken. Het comité kijkt daarbij naar kerkverwarming, verlichting en alternatieve energie. Ketel: „Wat direct opvalt, is dat een lege kerk de meeste energie verbruikt. Dat zou je niet denken, maar het kost veel gas om een groot gebouw op een bepaalde basistemperatuur te houden.” Juist deze ondergrens wil Ketel naar beneden hebben. Waar de meeste kerken doordeweeks de temperatuur tussen de 12 en de 15 graden laten schommelen, pleit hij voor 9 of 10 graden. „Dat levert een besparing op van 30 tot 40 procent.”
De werkgroep realiseert zich dat een lagere temperatuur gevolgen kan hebben voor de staat van het kerkorgel (zie kader), maar de leden gaan er nuchter mee om. Ketel: „Zodra er maar aanvullende maatregelen genomen worden om de luchtvochtigheid op orde te houden, is er niet zo’n probleem. Daarnaast is het belangrijk om de ruimte niet te snel te laten opwarmen.”
Voor enkele tientallen euro’s maakt Kerk en Energie een plan om het energiegebruik in een kerk omlaag te brengen. Drie weken lang registreren aangebrachte sensoren de temperatuur en de luchtvochtigheid. Niet alleen in de kerkzaal zelf, ook in de omliggende gebouwen. Dit alles resulteert in een rapport van de werkgroep en aanbevelingen tot vermindering van het energieverbruik.
Van de zeventig kerken die doorgemeten zijn, is de Bevrijdingskerk in Wageningen er één. Ad Scheer, kerkrentmeester, was direct warm voorstander. „Zoals in veel kerken is de temperatuur een heikel onderwerp. Voor de een is het te warm, voor de ander weer te koud. Ook tocht is een plaaggeest.” Voordat het rapport van de werkgroep op zijn bureau lag, wist Scheer al dat het gebouw veel warmte verloor. „Het is een hoog gebouw met grote ramen. Alle warmte stijgt omhoog, waardoor mensen het behaaglijke gevoel verliezen.”
Niet alleen de basistemperatuur ging naar 9 graden, Scheer paste ook een slimmigheidje toe. Hij zorgt er sinds enkele maanden voor dat het aan het begin van de dienst 18 graden is. Dit gaat met behulp van een computer en slimme thermostaten die afzonderlijk ingesteld kunnen worden. Gaandeweg stijgt de temperatuur naar de 20. „De radiatoren blijven warmte uitstralen. Dit houdt de tocht weg, die normaal gesproken via de ramen naar beneden valt en mensen rillingen bezorgt. Grappig hè? Bij 18 graden met een nog draaiende kachel is het behaaglijk. Is het 20 graden met afkoelende radiatoren, dan wordt de ruimte wel als koud ervaren.”
Regiomedewerker Willem van Raamsdonk is een van de mensen die rapporten maken en de aangemelde kerken onder de loep nemen. Hij ziet een direct verband met de bouwstijl en de hoeveelheid energie die nodig is. Vooral heel oude gebouwen zijn zeer milieuvriendelijk, is zijn ervaring. „In oude kerken uit de elfde eeuw, zoals in Deventer en Muiden, blijkt de temperatuur verbazend stabiel. Die dikke muren zijn prima isolatie. Ja, dat waren nog eens bouwstijlen.”
Praat hem echter niet van kerken uit de jaren 50 van de vorige eeuw. „De warmte schiet dwars door het dak heen naar buiten. Ook de muren zijn erg dun. Bij die gebouwen hebben we veel werk te doen, bijvoorbeeld isoleren en nieuw glas.
Opvallend uit het onderzoek is dat de leden van de rooms-katholieke kerk er gemiddeld 2 graden kouder bij zitten dan protestanten. Laatstgenoemden doen massaal de jas uit voorafgaand aan de dienst. Rooms-katholieken houden liever hun jas aan. Hoe tradities milieubesparend kunnen zijn.
Orgel als zorgenkindje
Bij energiehuishouding in de kerk komt steevast het orgel ter sprake. Vooral een te hoge luchtvochtigheid kan funest zijn voor het instrument. Orgelbouwers staan niet te juichen als de basistemperatuur van een kerk naar 9 graden gaat. Geurt de With, werkzaam bij Hendriksen en Reitsma Orgelbouw in Nunspeet, legt uit waarom. „Hoe lager de temperatuur, hoe hoger de luchtvochtigheid. En juist dat vocht is funest voor een orgel. Hout gaat uitzetten, deurtjes gaan niet meer open en in het ergste geval zijn de registers niet meer te bedienen.” Ook de snelheid van opwarmen is bepalend voor de staat van het orgel. „Zorg voor een geleidelijke opwarming, dan heeft het hout tijd om eraan te wennen.”