Vervuld en onthuld
„Als u niets van het boek Openbaring begrijpt, zult u ook niets van de profetieën begrijpen.” Een zin die kenmerkend is voor ”Profetie tussen wal en schip” van Harry Honigh.
Groten in de geschiedenis van de kerk hebben zich er niet aan gewaagd het boek Openbaring echt uit te leggen. En waar dit profetisch perspectief –want dat is Openbaring– werd geconcretiseerd in de tijd, bleek het nogal eens mis te gaan. Honigh geeft intussen onbekommerd, hoewel met kennis van zaken en van de Schrift, uitleg van het boek Openbaring en van een keur aan Bijbelse profetieën, aan de hand van tal van Bijbelteksten. Dit boek behoort tot een genre boeken dat met een zekere regelmaat verschijnt. Ze schetsen een toekomstscenario door letterlijke interpretatie van Bijbelteksten.In een eerste deel gaat de schrijver op zoek naar de reden „waarom de profetieën niet meer gelezen worden”, wat op zich natuurlijk veel te absoluut is gesteld. In het tweede deel bestrijdt hij terecht de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen (de vervangingsgedachte). In het derde deel schetst hij hoe de toekomst er concreet uitziet volgens de profetieën. En in het vierde deel handelt hij over de consequenties van kennis aangaande de toekomst voor het geloofsleven.
Hij heeft de hoge pretentie dat reformatorische gelovigen iets gaan ontdekken „wat de kerk al ver voor de Reformatie is kwijtgeraakt”, en dat evangelischen opnieuw „het zicht op de profetieën” zullen vinden, omdat zij dát zijn kwijtgeraakt.
De schrijver –baptist– werd gegrepen door „de confronterende prediking” van ds. Malgo. Hij benadrukt bijvoorbeeld dat er sprake zal zijn van „opname van de gemeente” voordat God de draad met Israël weer oppakt. Verder is hij er zeker van, op grond van Zacharia 13:8-9, dat er een tweede Holocaust komt.
Ik heb dubbele gevoelens bij het lezen van een boek van dit genre. Enerzijds brengt de auteur Schriftgegevens tot spreken die om duiding vragen. Maar ten aanzien van de profetieën is er altijd weer de lastige vraag waar sprake is van vervulling met Christus’ komst, waar de profetie nog openligt naar het eschaton, of waar sprake is van een niet-vervulde rest.
Op allerlei punten verdient de schrijver bijval. Zeker als hij wijst op de gevaren van automatisme: het vanzelfsprekend erbij horen, zowel bij Israël onder het oude verbond als bij christenen die van wedergeboorte niet meer willen weten. Het is ook goed dat Honigh ons bij de Bijbelse les houdt om de tekenen der tijden te onderkennen. De Schrift spreekt over rampen en oorlogen in het laatste der dagen, over de grote verdrukking, maar ook over verkilling van de liefde.
Hoewel ik instem met de gedachte dat Israël een plek heeft in Gods toekomst, is het me te monolithisch om alle misverstanden met betrekking tot de profetieën terug te brengen tot de vervangingstheologie. Datzelfde geldt voor de mening dat „vrijwel alle verschillen tussen reformatorische en evangelische gelovigen beginnen bij de vraag: Wie is Israël?”
Terecht geeft de auteur aan zijn boek het motto mee uit 2 Petrus 1:19, waar we worden vermaand acht te slaan op het profetische Woord, dat vast en zeker is en dat als een licht schijnt in een duistere plaats. Maar daarmee is niet gezegd dat onze interpretatie van de profetieën zo „vast en zeker” is.
Nogmaals, ik heb ambivalente gevoelens bij dit lijvige boek. Profetie vraagt om onthulling. Maar voordat het zo ver is, blijft er sprake van verborgenheid. Als ik dan ook uit Openbaring mag citeren: „Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij zijn dienstknechten, de profeten heeft verkondigd” (Openb. 10:7). Profetie wordt vervuld en dan ook onthuld.
Profetie tussen wal en schip. Het belang van de Bijbelse profetieën, Harry Honigh;uitg. Johannes Multimedia, Amerongen, 2009; ISBN 9789057982972; 413 blz.; € 22,50.