Ecclessia / Christelijk Weekblad / De Waarheidsvriend
In Ecclessia gaat dr. H. Klink in op een vraag van een lezer waarom het werk van Bijbelwetenschappers als Martin Hengel en N. T. Wright, die het historische karakter van het Nieuwe Testament benadrukken, zo weinig bekend is onder Nederlandse predikanten.
„Wellicht mag ik iets vertellen over een heel veelzeggend moment tijdens een van de gesprekken die wij als studenten hadden met dr. W. Aalders in Den Haag. We spraken over het modern Bijbels onderzoek. Dr. Aalders moet toen gezien hebben hoe beducht sommigen daarvoor waren. Hij luisterde belangstellend naar wat zoal werd aangedragen.Nadat hij aangehoord had wat de studenten naar voren brachten, zei hij tegen de verwachting in: „Waarom die angst? Het moderne Bijbelonderzoek zou ik niet willen missen! Het heeft mij alleen maar voordelen gebracht! Je moet alleen weten bij wie je moet zijn.” De meesten keken hem ongelovig aan: is dát mogelijk? Je winst doen met het moderne Bijbelonderzoek. Maar bij wie moet je dan zijn?
Welnu, de auteurs uit wie Aalders putte waren ánderen dan Bultmann en de zijnen, die hij overigens niet ongelezen liet. Hij kende de rooms-katholieke exegeten als M. J. Lagrange en Lucien Cerfaux. Hij wist van menige exegetische studie van geleerden aan de universiteit te Leuven. Hij kende C. H. Dodd en zijn school. Hij was op de hoogte van het werk van veel Duitse exegeten, onder anderen van Gerhard von Rad, H. Conzelmann, Joachim Jeremias, W. Bousset en van zo velen meer.
Bovendien was hij zó goed op de hoogte van de klassieke literatuur en van niet-theologische werken over de oudheid en de wereld van de Bijbel, dat hij zich niet liet imponeren door Bultmann en anderen, maar hen op hun waarde kon schatten en waarderen en in staat was uit hun theologie en werken over te nemen wat hem Bijbels en ‘katholiek’ leek (in de brede zin van het woord)!”
Christelijk Weekblad
Dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, schrijft in Christelijk Weekblad (Nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland) over vredesmissies. Preken van een Duitse bisschop brachten hem weer bij de les.
„Militaire inzet, in welk opzicht ook, ligt in Duitsland gevoelig. Enige tijd geleden kwam de nieuw gekozen voorzitter van de raad van de EKD (Evangelische Kirche in Deutschland), bisschop Margot Kässmann, in het nieuws vanwege een kerst- en nieuwjaarspreek. Daarin plaatste zij onomwonden een vraagteken achter de Duitse betrokkenheid in Afghanistan. Dat is moedig. Wapens dienen de vrede niet. Zo stelde ze. Het leverde een pittig gesprek op met de Duitse minister van Buitenlandse Zaken en vervolgens een bezoek aan de militairen te Afghanistan.
In 2002 voerden de toenmalige Samen-op-Wegkerken een intensieve discussie over vredesmissies. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil van een verantwoorde vredesmissie sprake zijn? Een belangrijke conclusie toen was: „Bij humanitaire interventie dient het mandaat duidelijke doelstellingen te omvatten waarmee de militaire middelen in overeenstemming dienen te zijn.” En: „de ontwikkeling van een internationaal-rechtelijk kader voor humanitaire interventie is gewenst evenals (te allen tijde) verantwoording achteraf.”
Valt de missie in Afghanistan hieronder? Ik meen van wel. De militairen die hun leven lieten, hebben dat voor een te rechtvaardigen doel gedaan. Militairen in Afghanistan die hun leven wagen in een riskante missie verdienen medeleven en steun. In een wereld van geweld is het de overheid die het zwaard niet tevergeefs draagt. In een internationale orde met een internationaal recht, waar ook mandaten bij kunnen horen, kun je dat niet beperken tot binnenlandse aangelegenheden.
(…)
De kerk is en blijft onrustig als het om wapens en geweld gaat. Onrustig door het woord van Jezus: „Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan.” Jezus hoefde niet verdedigd te worden. Hij ging geweldloos de weg naar het kruis. De kerk zal niet voor eigen zaak in Gods naam de wapens opnemen of de wapens zegenen.
Dat valt niet op een simpele manier politiek te vertalen, en vraagt om steeds hernieuwde bezinning. Ik geef ter afsluiting twee citaten uit het boekje van prof. Gerrit de Kruijf, ”Ethiek onderweg”: „Beslissingen tot geweldsgebruik zijn nooit ‘gerechtvaardigd’, want altijd paradoxaal, je kunt ze alleen nemen in vrees en beven.” „Ook internationaal kun je meegesleept worden door gevoelens van haat, bedreiging, afkeer en ben je soms zomaar vatbaar voor predikers van kruistochten.”
De preken van bisschop Kässmann hebben ons weer even bij de les gebracht.”
De Waarheidsvriend
„Rijkdom blijkt een heel gemakkelijke springplank te zijn naar afgoderij en geloofsafval”, schrijft prof. dr. H. G. L. Peels in De Waarheidsvriend. De hoogleraar Oude Testament in Apeldoorn schrijft over ”Leven met God in tijd van welvaart”.
„De Bijbel spreekt onbekommerd over zeer rijke mensen en over rijkdom als vrucht van Gods zegen. Toch overheerst in de Schrift niet de vreugde maar de zorg over de rijkdom. Deze bezorgdheid heeft alles te maken met het feit dat de mens is weggebroken uit de unieke relatie met zijn Schepper. Adam en Eva namen geen genoegen met de rijkdom van de hof van Eden, zij wilden meer, en plukten van de verboden vrucht. Die basale houding van méér willen verkrijgen, de dingen naar jezelf toehalen, en dat tegen Gods geboden in, zal de mensheid gaan bepalen.
Het onbekommerde genieten van de zegen van de schepping wordt overschaduwd door de gerichtheid op het eigen ik ten koste van de ander. Dat noemen we nu het jezelf willen verrijken. Haarscherp tekenen de Bijbelschrijvers de kwalijke gevolgen daarvan, waarbij zij vooral op twee dingen wijzen: het onrecht van de rijkdom en het gevaar van de rijkdom.
Voor dat eerste, armoede als onrecht dat de rijke zijn medemens aandoet, krijg je in de Bijbel een scherp oog. De rijke verrijkt zichzelf door samenlevingsgeboden te overtreden, door klassenjustitie, door woeker, door oneerlijkheid, door diefstal, door uitbuiting. David besteelt Uria, Achab besteelt Naboth.
Rijk en goddeloos worden dan synoniem, net zoals arm en rechtvaardig samenvallen. Zij die akker aan akker trekken, hun bezit vermeerderen ten koste van de ander – zij vinden God tegenover zich, die Zich het lot van de armen aantrekt.
In de Bijbel krijg je ook een scherp oog voor het gevaar van de rijkdom. De wijze Agur wil niet alleen voor armoede bewaard blijven, maar ook voor rijkdom: „opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene en zegge: Wie is de HEERE?” (Spr. 30:9).
Het gevaar van de rijke is dat hij God niet meer nodig heeft, zich boven zijn medemens verheft, op zijn status en eigen macht vertrouwt. Dat is het begin van de ondergang, als de mens zich van zijn God isoleert, en van zijn medemens: hij raakt door de rijkdom en de zucht daarnaar verblind. Een schip op het strand is een baken in zee.
(…)
Rijkdom blijkt een heel gemakkelijke springplank te zijn naar afgoderij en geloofsafval.”