Uitsluiting dichterbij dan ooit
Franca Treur kiest voor het Verhaal. Ex-pauwiaan Koolschijn zet zich fel af tegen het volgens hem gewelddadige christelijke fundamentalisme. Columnist Suurmond verzet zich tegen het bekeren van mensen. Dr. Bart Jan Spruyt vraagt zich af wat er gaande is in Nederland. Moslims en christenen worden steeds vaker op één hoop geveegd. Er is een fundamenteel debat nodig over het staan als christen in Nederland.
Het kan gebeuren dat je ergens iets leest waar je toch een beetje van opkijkt. Het is iets nieuws, of het is in ieder geval een beetje nieuw, of in ieder geval anders dan anders. Het kan, bijvoorbeeld, om een woord gaan dat ineens in een andere betekenis wordt gebruikt. Je knipt dat stukje uit de krant en je legt het apart om er later eens op terug te komen.En dan, enige tijd later, kom je binnen korte tijd meerdere stukjes tegen waarin hetzelfde –en verontrustende– in iets andere bewoordingen opnieuw wordt gezegd. Je vraagt je af: Tekent zich hier iets nieuws af? Een nieuwe trend? En als dat zo is, en als die mogelijke trend inderdaad onrustbarend is, wordt het dan geen tijd die trend te signaleren?
Het overkwam mij toen ik op 26 januari een opiniestuk in de Volkskrant las. Het was geschreven door Dick Pels, een links-liberale intellectueel die sinds kort als directeur aan het wetenschappelijk instituut van GroenLinks verbonden is. In dat artikel betoogde Pels dat mensen met vaste opvattingen in Nederland eigenlijk niet meer mee mogen doen. Wie denkt dat hij de waarheid in pacht heeft, mag in een democratie niet meepraten. Daar mag je alleen meedoen wanneer je bereid bent ”jouw waarheid” op ieder moment van elke dag voor een andere waarheid in te ruilen.
Ander verhaal
Dat er zoiets als postmodernisme bestaat, dat meende ik al te weten. Je komt het bijvoorbeeld tegen bij romanschrijfster Franca Treur, die een boek schreef over haar bevindelijk gereformeerde jeugd in Zeeland en geen kans voorbij laat gaan om haar lezers ervan te verzekeren (met recht en reden) dat haar boek geen afrekening met die jeugd is. Ze zag gewoon dat ze onderdeel was van een Verhaal, en dat dat Verhaal geen stand hield in de confrontatie met de werkelijkheid. Ze is nu op zoek naar een ander Verhaal, en ze zoekt het momenteel bij atheïstische geleerden als Dawkins en Philipse.
Maar zo schattig als het postmodernisme van Franca Treur is dat van Dick Pels niet. Als je denkt dat jouw Verhaal niet alleen maar een Verhaal is maar waar is, dan mag je als ”waarheidsfanaat” niet meer meedoen aan de democratie.
Die opinie van Pels kwam niet helemaal onverwacht. Kort daarvoor (in Trouw van 5 januari) had ik iets gelezen wat ik naar mijn idee wel met dit stukje van Pels in verband moest brengen. De classicus Gerard Koolschijn, ooit rector van een gymnasium in Den Haag, kondigde aan dat hij een nieuwe vertaling van Paulus’ brief aan de Romeinen had gemaakt. Die vertaling had hij opgedragen aan ds. J. P. Paauwe en aan zijn vader, mr. J. Koolschijn. Deze Koolschijn was een van de belangrijkste ‘volgelingen’ van ds. Paauwe.
Rauw
De vertaling die Koolschijn heeft gemaakt komt voort uit diepe frustratie over zijn „paauwiaanse” jeugd in Den Haag. Hij heeft „de pest” aan Paulus en aan Paauwe, zo vertelt Koolschijn in Trouw. Hij is vervuld van een diepe afkeer van „christelijk fundamentalisme”, van voorgangers die hun machtshonger verbergen achter het „hocus pocus” van een persoonlijke openbaring waarover niet te discussiëren valt. Zijn vertaling van Paulus’ brief aan de Romeinen is bedoeld om aan het licht te brengen hoe „rauw en duister” Paulus eigenlijk was en dat „intelligente gelovigen” diens „rare boodschap”, vastgelegd in warrige en verwarde teksten, niet meer zouden moeten geloven.
Waarom wil Koolschijn juist nu dit tegengeluid laten horen? Omdat, aldus Koolschijn, Paulus’ „soort” sinds 11 september 2001 „weer geweldig van zich doet spreken.” „Er zijn weer mensen die anderen de verschrikkelijkste dingen aandoen op grond van een krankjorume overtuiging uit een heilig boek. (…) Door waanideeën offeren gelovigen zichzelf op om anderen te doden.”
En we moeten niet denken dat zulke dingen alleen binnen de islam en in het Midden-Oosten gebeuren. Onze eigen premier is gereformeerd! Als zodanig reist hij mee op „de kar van het agressieve fundamentalisme”, die ooit door Paulus aan het rijden is gebracht. Dat „agressieve fundamentalisme” bestaat dan uit een specifieke vorm van geweld: een radicale afwijzing van het leven („het enige leven dat we hebben”), de „totale verwerping van de schepping in dienst van een hersenschim.”
Als Paulus’ fundamentalistische volgelingen nu maar in hun binnenkamer bleven om zichzelf daar voor de gek te gaan zitten houden – maar nee, ze krijgen in Nederland zelfs subsidie om op scholen kinderen af te leren hun verstand te gebruiken. „Wat een vernietiging en misvorming hebben ze op hun geweten!”
Met deze nieuwe opvatting van fundamentalisme staat Koolschijn niet alleen. Op dezelfde pagina in Trouw waarop het interview met Koolschijn staat, biecht columnist Jean-Jacques Suurmond op dat ook hij ooit een soort Umar Faruk Abdulmutallab is geweest, de man die op eerste kerstdag 2009 een vliegtuig naar Detroit wilde opblazen. Suurmond is namelijk als jonge man lid geweest van een „tamelijk fundamentalistische Pinkstergroep.” Hij nam de Bijbel letterlijk, zonderde zich af van de wereld en droomde van een duizendjarig vrederijk op aarde. Als zelfbenoemde „reddingswerker” praatte hij eindeloos op mensen in om hen te bekeren. „Ook een vorm van geweld” vindt Suurmond dat nu.
Wat is hier nu toch voor vreemds aan de hand? Waarom wordt geweld niet meer gezien als fysieke bedreiging of mishandeling (zoals het woord in het normale taalgebruik wordt gebruikt), maar steeds meer als een vorm van geestelijke dwang en misvorming? Is dat omdat we het liever niet hebben over het islamitische geweld omdat we daar bang voor zijn en, postmodern en posthistorisch als we zijn, geen antwoord op hebben? En willen we die angst camoufleren door nu onze afkeer te uiten van de vorm van geloof die we vroeger zelf hebben aangehangen? Zo van: christenen zeggen wel dat zij, anders dan moslims, niet (meer) gewelddadig zijn, maar ondertussen zijn ze even erg, al oefenen ze hun geweld niet fysiek maar psychisch uit, en is dat eigenlijk niet even erg?
Geweld
In ieder geval geven de drie artikeltjes die ik onlangs las aanleiding tot drie eerste conclusies.
Ten eerste: het oordeel begint van het huis Gods, van afvallige christenen. Maar dat wisten we eigenlijk al.
Ten tweede: een nieuwe interpretatie van ”geweld” dreigt ingang te vinden, waarbij christenen en moslims in hetzelfde beklaagdenbankje komen te zitten. Beide religies zijn fundamentalistisch en intrinsiek gewelddadig, want beide leggen een absolute claim op de waarheid, en beide zouden dus eigenlijk niet in het publieke domein mogen worden toegelaten. De dreiging van uitsluiting is daarmee waarschijnlijk dichterbij dan ooit.
Ten derde: anders dan veel mensen denken, ook binnen de gereformeerde gezindte, moeten we de komst van de islam in Nederland niet zien als een kans (voor evangelisatie) en moeten we moslims ook niet omhelzen als bondgenoten, maar moeten we inzien dat de discussies die de islam oproept ongetwijfeld een bron van geloofsafval zullen zijn. Orthodoxe christenen zullen in de verleiding komen om islam en christendom slechts te zien als relatieve varianten op een onderdrukkend en gewelddadig, premodern geloofssysteem. Ik ben wel eens bang dat dat denken zijn duizenden zal verslaan.
Maar ik denk bovenal dat de feiten die ik uit die drie krantenartikeltjes heb bijeengelezen, binnen orthodox-christelijk Nederland een fundamentele bezinning en toerusting op gang moeten brengen.
De auteur is politiek columnist voor Elsevier en voorzitter van de conservatieve Edmund Burke Stichting.