Aardbevingen zijn nog maar het begin
Heel de wereld is onder de indruk van de berichten uit Haïti. De aardbeving met alle gevolgen van dien heeft ons iets te zeggen. Als het goed is, bezien we de wereldgeschiedenis in het licht van Gods Woord. Toen Christus Zijn discipelen wees op de tekenen der tijden heeft Hij ook de aardbevingen genoemd.
De Heere Jezus spreekt in Mattheüs 24 met Zijn discipelen over de tekenen der tijden. Deze rede wordt vanwege zijn belang wel de ”tweede Bergrede” genoemd. Als we die toespraak analyseren, zien we vier kenmerken van het laatste der dagen: verleiding, verwoesting, vervolging en verkondiging.Christus en de discipelen zijn op de Olijfberg. Vandaar heeft men een prachtig uitzicht over de stad Jeruzalem. Ze komen zojuist vanuit de tempel. De discipelen roepen in vervoering uit: „Zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen.” Hun verwachtingen zijn hooggespannen. Maar de Heere antwoordt: „Voorwaar zeg Ik u; er zal niet een steen op de andere steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.” Hij predikt hun de aanstaande verwoesting van Jeruzalem. Wij weten dat deze in 70 na Christus heeft plaatsgevonden.
Deze woorden van de Heere Jezus laten de discipelen niet los. Aangekomen op de Olijfberg vragen zij: „Wanneer zullen deze dingen gebeuren?” En: „Wat is het teken van Uw komst en de voleinding der wereld?” De verwoesting van de tempel betekent voor hen het einde van de wereld!
Ook Christus verbindt in Zijn antwoord deze feiten met elkaar. Hij trekt de lijn door van de verwoesting van Jeruzalem naar de wederkomst. De genoemde tekenen hadden hun betekenis voor de verwoesting van Jeruzalem. Maar ze zijn ook nú nog van belang.
Verleiding
Voorafgaande aan de verwoesting voltrekt zich een proces van afbraak. Daar zal de Kerk middenin verkeren. Dat proces wordt in deze toespraak van Christus beschreven.
„En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide.” Het is opvallend en veelzeggend dat Christus als eerste teken van de eindtijd de verleiding noemt. Niet de oorlogen, de hongersnoden en de aardbevingen zijn het eerste teken van de eindtijd, maar de verleiding. De later genoemde gevaren zijn schadelijk voor het lichaam, maar dwaalleer is schadelijk voor de ziel. Iemand die, hoe vreselijk ook, omkomt bij een aardbeving, komt nog niet voor eeuwig om als hij een kind van God mag zijn. Iemand die van de rechte leer afwijkt, verliest wel alles. Ziel verloren is al verloren.
Voorafgaande aan de verwoesting zijn er dus dwaalleraars die verlossing beloven. „Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.” Deze valse zaligmakers bouwen voort op de waarheid der Schrift. Zij belijden dat Christus eenmaal in de wereld is gekomen en weer uit de hemel zal verschijnen. Maar zij beweren dat zij die Christus zijn. Ze imiteren Christus. Zulke verleiders waren er in de tijd die voorafging aan de verwoesting van Jeruzalem. Zij zijn er ook in de eindtijd. Bovendien zullen het er vélen zijn. Elders zegt de Heere Jezus dat er gezegd zal worden: Ziet hier en ziet daar is de Christus. Het zijn er legio in allerlei gedaanten. De apostel Johannes roept in zijn eerste zendbrief op om de geesten te beproeven of zij uit God zijn. Niets is zo gevaarlijk als imitatie.
Verwoesting
Het tweede teken dat de Heere in deze rede noemt is de verwoesting. „En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen.” Een enkele oorlog, hoe verschrikkelijk ook, betekent nog niet het einde van de wereld. Oorlogen zullen zich in de loop van de wereldgeschiedenis meerdere keren voordoen. Zij zijn er altijd geweest. Er was geen eeuw zonder strijd. Maar de oorlogen worden wel gruwelijker naarmate de geschiedenis voortschrijdt. Het wordt op aarde steeds benauwder.
„Ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden.” De Heere Jezus zegt tot Zijn discipelen: Laat u niet in verwarring brengen door alle oorlogsgeweld. Hij verliest de regering niet uit handen. Velen gebruiken de oorlogen juist om het bestaan van God in twijfel te trekken. Maar hier blijkt dat Christus al die oorlogsconflicten heeft voorzegd. Hij kondigt deze oordelen over de wereld aan. Hoe onbegrijpelijk voor het mensenverstand, de oorlogen liggen in Gods raad besloten. Niet omdat Hij het geweld en bloedvergieten geschapen heeft. Maar dit alles geschiedt om de zonden van de mensen wil. En naarmate de eindtijd nadert, zullen ze heftiger worden.
Die oorlogen zullen er zijn, „maar nog is het einde niet. Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk.” De eindtijd zal een tijd zijn van onvrede onder de volken en onvrede onder de machthebbers en vorsten. In het persoonlijke leven zal de liefde van velen verkouden. Maar ook tussen de volken zal er haat en nijd zijn. Dat begon kort na de val in het paradijs. Kaïn sloeg zijn broeder Abel dood. Die boosheid en kwaadaardigheid zullen meer en meer toenemen.
De verwoesting door de zonde komt ook in natuurrampen tot uitdrukking. „En er zullen zijn hongersnoden.” Met alle technische middelen en moderne uitvindingen blijkt het toch niet mogelijk hongersnoden te voorkomen. Het is een teken van de naderende voetstappen van de Rechter van hemel en aarde. In de eindtijd zullen zich pestilentiën voordoen. Besmettelijke ziekten zullen zich verspreiden onder de mensen, maar ook onder het vee. We hoeven alleen maar te denken aan de zorg die er de laatste maanden was over de Mexicaanse griep. Eerder was de mensheid bang voor vogelgriep en SARS. Hoeveel veeziekten zijn er de laatste jaren niet geweest: BSE, varkenspest, de Q-koorts. De medische wetenschap kan veel en toch: we zullen blijven horen van pestilentiën, een teken van de eindtijd.
Nog een teken: aardbevingen in verscheidene plaatsen. Niet de gehele aarde siddert, maar dan hier, en dan daar zal de bodem beven. Om er enkele te noemen: een tsunami in Zuidoost-Azië, een aardbeving in Pakistan en kortgeleden in Haïti. Toen in het Oude Testament de Heere kwam, beefde de Sinaï. Als Christus Zijn komst aankondigt, siddert de aarde op verschillende plaatsen.
„Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten”, zegt de Heere tot Zijn discipelen. Voor het woord smarten staat hier eigenlijk het woord weeën. Al deze dingen zijn de barensweeën van de wereldgeschiedenis. En de natuurrampen zijn nog maar voorspel. Wat kan dan nog erger zijn dan oorlog en natuurrampen? Erger is dat er voor de waarheid op de aarde geen plaats meer overblijft! Dat er uiteindelijk voor Gods kinderen geen plaats meer overblijft. Het afbraakproces voltrekt zich niet alleen in de aarde, maar ook in het mensdom.
Vervolging
Na de verleiding en de verwoesting komt de vervolging. „Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking.” De wereld zal zich keren tegen de ware discipelen van Christus. Hoe worden zij verdrukt? De wereld zal hen boycotten. Elders lezen we dat de wereld hen in de gevangenis zal werpen. De Heere voorzegt zelfs: „En zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken.” De wereld zal zich tegen de Kerk keren.
Wat is daarvan toch de reden? Die geeft Christus er duidelijk bij. Hij zegt dat dit alles zal gebeuren „om Mijns Naams wil.” De wereld heeft Christus gehaat. De wereld haat ook de christen, die naar Zijn Naam is genoemd. Laten we niet denken dat de haat alleen van buitenaf zal komen. „En dan zullen er velen geërgerd worden.” Velen zullen van hun ‘geloof’ afvallen. De vervolging brengt een enorme afval teweeg. De scheidslijn blijkt dwars door de kerk te lopen.
We zouden ons af kunnen vragen: Waarom laat Christus dit toe? Kan Hij Zijn kinderen daaruit niet verlossen? Jawel, maar hier blijkt dat dit alles bedoeld is om de kerk te louteren en te zuiveren. Zullen wij staande blijven of niet?
„En zullen elkander overleveren, en elkander haten.” Het gevaar komt niet alleen van de kant van de wereld, het komt ook van de kant van de kerk. ‘Gelovigen’ worden verraders en vijanden van hun eigen medebroeders. „En vele valse profeten zullen opstaan, en zullen er velen verleiden.” Er zijn niet alleen valse christussen, maar ook valse profeten. De duivel gaat rond als een engel des lichts. Hij zaait onkruid tussen de tarwe en weet het zo slim te brengen.
„En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.” De ongerechtigheid is de overtreding der wet. Gods wet zal meer en meer aan de kant geschoven worden. Er zal weerstand zijn tegen de Schrift en de geboden des Heeren. Welke liefde zal verkouden? De liefde tot God en Zijn Woord. Maar ook de liefde tot de naaste. Dat is het gevolg van het loslaten van Gods wet. De liefde is de hoofdsom van de wet.
Wanneer zal het einde zijn? Dat is niet te berekenen, omdat de genoemde voortekenen algemeen zijn en in elke eeuw voortkomen. Daarom heeft de kerk in alle eeuwen gedacht dat de Heere spoedig zou wederkomen. Daarom leert ons dit hoofdstuk: de wederkomst kan iedere dag zijn. De tekenen waren er en ze zijn er. Zijt altijd bereid, want van die dag en ure weet niemand. En wanneer zijn we bereid? Als we een God hebben voor ons hart en een Borg voor onze schuld.
Verkondiging
Heeft Christus dan geen bemoediging meer voor die dagen? Zeker wel. Er mag gewezen worden op een dierbare belofte: „Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.” Aan al dat leed zal een einde komen. Wat is het einde? Het uur van ons sterven of de wederkomst van Christus. Christus vraagt van Zijn Kerk volharding. Volharding is een teken van het ware. Er is een volharding der heiligen. Lees het maar na in de Dordtse Leerregels. Het werk uit God kan niet verbroken worden. Waarin moet de Kerk volharden? In haar geloof.
Dat geloof zal in de eindtijd zeer diep beproefd worden. Er zal op allerlei mogelijke manieren met de wederkomst gespot worden. Gelovigen moeten ook volharden in hun strijd tegen de zonde. De verleiding gaat Gods volk niet voorbij.
Er staat niet dat die volharding kan geschieden in eigen kracht. De volharding vraagt een zeer afhankelijk leven. In die weg zal de Kerk zalig worden. Maar er is troost en hoop. De benauwdheid zal niet eeuwig duren. Daar staat tegenover: wie niet zal volharden, zal verloren gaan. Velen zullen de strijd opgeven. Hun geloof blijkt niet het wáre geloof te zijn.
En wat als we dat geloof nog niet bezitten? Er staat: „En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden.” Ook in het laatste der dagen zal het Evangelie nog gepredikt worden. Alle volken zullen de boodschap van vrije genade horen. Heel de bewoonde wereld. Dat gaat ondanks alle tegenstand en afval door. De loop van het Woord is niet te stuiten. Dit is vóór de verwoesting van Jeruzalem al gebeurd in de toenmaals bekende wereld. Paulus schrijft: „Hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan en hun woorden tot de einden der wereld.” Dat gebeurt ook nu nog. Petrus sprak op de pinksterdag: „En het zal zijn, dat een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.”
De houding ten opzichte van die boodschap zal bepalend zijn. Er staat: „Tot een getuigenis allen volken.” Het woord ”getuigenis” komt uit de rechtspraak. Het betekent een bewijs voor of tegen iemand. De houding ten opzichte van het Evangelie zal een bewijs zijn van onze plaats in het eindgericht. Wat heeft die boodschap in ons leven uitgewerkt?
„En dan zal het einde komen.” Daar wacht de wederkomst dus nog op. Na al die waarschuwingen en roepstemmen zal de Rechter van hemel en aarde verschijnen. Dat zal een blijde dag zijn voor Gods kinderen. Guido de Brès schrijft: „Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onzen Heere.” Maar dat einde zal ook het definitieve einde zijn van de genadetijd. Niemand kan zeggen dat Hij Zijn komst niet had aangekondigd. Die was hoorbaar en zichtbaar. Zijn wij bereid?
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet.