Kerk & religie

Vergeven

„Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid…”Psalm 51:3

28 January 2010 09:49Gewijzigd op 14 November 2020 09:43

In dit vers gaat de profeet David verder met zijn bede tot God om genade en gunst, om vergeving van zijn zonde. Hij doet het vuriger en ernstiger, omdat zijn ziel nu ernstiger bedroefd is. Hij ziet hoe ijselijk hij met zonde besmet is.Merk in dit gebed van David, hoe dikwijls hij zijn verzoek tot God herhaalt: Wees mij genadig, o, God, delg uit mijn overtredingen. Hieruit leren wij dat een verwond geweten, dat werkelijk door de zonde getroffen is, geen rust noch troost kan vinden dan alleen wanneer het de genade van God in Christus voelt tot vergeving van haar zonde.

Daarom gaat David verder om aan te wijzen dat hij waarlijk vernederd en verwond was over zijn zonden. Hij weet niet van ophouden dan te bidden om genade.

Als de mens zijn zonde en de vuiligheid daarvan ziet en Gods toorn tegen de zonde mag opmerken, beschuldigt zijn geweten hem steeds. Hij kan geen rust vinden totdat hij de genade van God in Christus tot vergeving daarvan gevoelt. „Gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben wij vrede bij God.” De beschuldiging in het geweten houdt niet op totdat zijn zonden vergeven zijn.

Samuel Smith, predikant te Prittwel

(”Davids boetvaardigheid”, 1621)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer