Lijden zet geen streep door Gods liefde
Als God liefde is en ook almachtig, waarom is er dan zo veel lijden in de wereld?
God is liefde, zo schrijft de apostel Johannes (1 Johannes 4:8 en 16). Tegelijkertijd belijdt de christelijke kerk dat deze God van liefde almachtig is. Hij regeert alle dingen. Of om het met de kerkvader Augustinus te zeggen: „Er gebeurt op aarde wel veel tegen Gods wil in, maar niets buiten Gods wil om.”Dat klinkt mooi, maar wat moet je ermee als het lijden je treft? We kunnen niet om die vraag heen. Hoe kunnen we het lijden dat onszelf en zo veel anderen in de wereld treft, plaatsen in het licht van het geloof in een liefdevolle en almachtige God?
We worden telkens opgeschrikt door de concrete schrijnende verhalen van mensen. Hoe kan de liefdevolle God toestaan dat een jonge moeder kanker krijgt en afscheid moet nemen van man en kinderen die haar niet missen kunnen? Of dat ouders hun baby voor hun ogen in het ravijn zien verdwijnen? Of dat miljoenen nazaten van Gods vriend Abraham in gaskamers worden vermoord?
Sommigen lossen dit probleem op door Gods almacht te ontkennen. De leidende God wordt dan een lijdende God, die het kwaad in de wereld net zo erg vindt als wij, maar er evenmin iets aan kan doen. Je kunt ook de tegenovergestelde keus maken door Gods almacht te onderstrepen, maar een vraagteken te zetten achter Gods goedheid en liefde. Het lijden komt dan van de ondoorgrondelijke God die zowel voor het goede als voor het kwade verantwoordelijk is.
Zulke opvattingen helpen de gelovige niet verder die evenzeer overtuigd is van Gods liefde als van Gods almacht en die tegelijkertijd de bittere realiteit van het lijden onder ogen ziet. God staat niet machteloos aan de kant. Hij regeert ook over het kwade (vgl. Amos 3:6; Jesaja 45:7; Klaagliederen 3:37-38). Toch is er geen duister randje van kwaad in de goede God. Het geloof staat daarmee voor een afgrond van vragen.
Robots
Wat kunnen we zeggen in kort bestek? Logisch komen we er misschien wel uit. Je kunt betogen dat het bestaan van een goede en almachtige God niet per definitie in strijd is met een wereld vol leed. God heeft gekozen het kwaad toe te laten ter wille van een hoger goed. Hij heeft personen geschapen met wie Hij een relatie van liefde wilde. Dat veronderstelt een vrijheid die je niet vindt bij robots of marionetten. Daarmee heeft God de mogelijkheid, niet de werkelijkheid, van het kwaad gewild. De zonde, de werkelijkheid van het kwaad, komt voor geen millimeter op het conto van God.
Bovendien, verwijst juist het besef van goed en kwaad niet naar het bestaan van God? Het is een gegeven dat lijden en kwaad voor ons moeilijk verteerbaar zijn en dat ze voor ons besef strijdig zijn met de manier waarop het leven bedoeld is. Maar om wiens bedoeling gaat het dan eigenlijk?
Maar het christelijk geloof zegt nog meer. Want wanneer het kwaad er eenmaal is, blijft God geen afstandelijke toeschouwer. Hij overwint het lijden door er Zelf in af te dalen. God de Zoon heeft deelgehad aan onze misère. God de Heilige Geest bevrijdt ons uit de macht van de zonde en geeft ons uitzicht op de bevrijding van alle leed. God doet recht, daarom zal eens blijken dat niet de brutalen en machtswellustelingen aan het langste eind trekken. De nederigen en oprechten zullen de aarde beërven – uiteindelijk! Pas vanuit het einde van de geschiedenis, dat wil zeggen vanuit Gods nieuwe begin in de volle doorbraak van Zijn koninkrijk, krijgen de vragen rond het lijden hun definitieve beantwoording. Zo ver is het nog niet.
Laten we er als christenen eerlijk voor uitkomen tegenover hen die ons vragen stellen over God en het lijden, dat wij niet beschikken over een sluitend systeem. Logische antwoorden zijn op existentieel niveau nauwelijks bevredigend. De volstrekte absurditeit van veel kwaad dat plaatsvindt, moeten we laten staan.
Van veel lijden weten we echt niet waar het goed voor zou kunnen zijn. We zien soms ”fragmenten van zin” in wat ons overkwam. We getuigen er dan van dat een bepaald lijden in ons leven moest dienen tot bewaring en versterking in het geloof of loutering of als ‘pedagogische tik’ van Godswege (kastijding). Daarnaast is er ook en juist bij gelovigen de hartstochtelijke klacht vanwege als zinloos ervaren leed.
En toch
Toch blijft Gods goedheid boven elke verdenking verheven. Het geloof weet zich vastgehouden door de God met Wiens wegen het geen raad weet. Wie eenmaal Zijn hart in Christus heeft horen kloppen, weet: achter Zijn duistere voorzienigheid schuilt toch Zijn mild gelaat. „Geloven is niet: God en het lot met elkaar laten rijmen en daarin berusten. Geloven is: het wagen met die God die ons in Jezus Zijn hart heeft laten zien. Geloven is: midden in de raadsels van het lot en van het leed ”en toch” zeggen.” (L. M. Vreugdenhil)
Er valt met vragen te leven wanneer we deze kwijt kunnen bij de goede God Die het al regeert. Dan zijn vragen beter dan overhaaste antwoorden die aan de diepte van de problematiek voorbijgaan. Beter ook dan een atheïstische wereldbeschouwing die niets beter weet te zeggen dan dat het toeval en het noodlot heersen en dat het recht van de sterkste triomfeert – the survival of the fittest. Wanneer lijden een vanzelfsprekend verschijnsel in een blind evolutieproces is, waarom blijven mensen dan altijd weer vragen naar het waarom? Dan zou je toch eerder lijden moeten accepteren als iets volkomen natuurlijks?
Laten we er echter volstrekt eerlijk over zijn: de vragen zouden ons als gelovigen te machtig worden zonder de hoopvolle verwachting van een totaal vernieuwde aarde en een gereinigde schepping. Hij die op de troon gezeten is, zegt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Openbaring 21:5) De Geest en de bruid roepen: Kom!
Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, 5e druk, Kampen 1967, II 564 - 580 (§304).
A. van de Beek, Waarom? Over lijden, schuld en God, Nijkerk 1984.
A.van de Beukel, “Het begrijpen is mij te wonderbaar”, in: M.A.Maurice en S.J.Noorda (red.), De onzekere zekerheid des geloofs. Beschouwingen in het spanningsveld van geloven en denken, Zoetermeer 1991.
G. van den Brink, Het probleem van het kwaad. gedachten over God en het lijden, Apeldoorn 1997.
Tim Keller, In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici, Franeker 2008, p. 43-54 (hfdst. 2).
Dinesh D’Souza, Het christendom is zo gek nog niet, Amsterdam 2009, p. 337-345 (hfdst. 24).
L.M.Vreugdenhil, Eens zul je nooit meer huilen, Zoetermeer 1994.
N. Wolterstorff, Klaagzang voor een zoon, Baarn 1990