„Vogelpest duurt nog maanden”
De specialisten op het gebied van vogelpest in Nederland zijn erg ongerust. De besmettelijke ziekte is voorlopig niet voorbij. „We vrezen dat de ziekte nog zeker drie, vier maanden aanhoudt.”
Het terrein van het Centraal Instituut Dierziektecontrole (CIDC) in Lelystad is hermetisch afgesloten. Op de deur links van de toegangspoort hangt een briefje: ”Inleveren monsters vogelpest”. Eind vorige week kreeg het instituut de eerste monsters aangeboden. „Afgelopen zondag al wisten we dat het zo goed als zeker om klassieke vogelpest ging”, vertelt directeur A. Bianchi.
Nederland was onbekend met de ziekte. De laatste uitbraak dateert van 1926, zegt de specialist op het gebied van vogelpest, G. Koch. Sinds 1959 is het de twintigste keer dat er wereldwijd vogelpest wordt geconstateerd. Het nu in Nederland gevonden virus H7N7 dook voor het laatst in 1985 in Australië op. Eerder kwam deze variant voor in Australië (1966) en in Duitsland en Engeland (1979).
Er zijn vele verschillende pestvirussen, waarbij het opvallend is dat ze allemaal bij vogels en in mindere mate bij mensen, varkens en paarden voorkomen. Een aantal kenmerken van het ziektebeeld bij pluimvee zijn: plotselinge sterfte, problemen met de luchtwegen, traanogen en een daling van de eierproductie. Maar het meest opmerkelijke is wel dat het gekakel ophoudt. De kippen kunnen van de ene op de andere dag dood zijn. Vanwege die plotselinge stilte wordt de ziekte in Engeland wel ”Cathedral Disease” (kathedralenziekte) genoemd.
De oorzaak van de uitbraak in Gelderland is volgens Koch moeilijk te achterhalen. „Vermoedelijk zijn de kippen besmet door wilde eenden, andere watervogels en spreeuwen. Eenden zijn chronische dragers van het virus, al worden ze er zelf meestal niet ziek van, zo blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit. Ook bestaat de mogelijkheid dat de infectie is overgebracht door trekvogels.”
Eveneens bestaat het idee dat postduiven het virus kunnen overbrengen. De onderzoeker van het CIDC gelooft dat niet. „Bij alle uitbraken hebben deze vogels nooit een rol gespeeld.”
Hoe het virus dan precies van de wilde eenden bij de kippen komt, is onduidelijk. „Er is weinig contact tussen eenden en pluimvee. In feite is het toeval.” Hij erkent dat kippen die buiten scharrelen vatbaarder zijn voor ziekten, maar hij vindt niet dat dan maar de conclusie moet worden getrokken dat de kippen binnen moeten blijven. „We moeten de risico’s van het buiten zijn afwegen tegen de ethische belangen van het dierenwelzijn.”
Om verspreiding van vogelpest te voorkomen, zijn strenge maatregelen zoals vervoersverboden en strikte hygiëneregels op de verdachte en besmette bedrijven genomen. Volgens Koch is dat ontzettend belangrijk. Hij acht het erg onwaarschijnlijk dat het virus zichzelf via de lucht naar een ander bedrijf verplaatst, zoals wordt gesuggereerd.
De CIDC-medewerker verwijst daarbij naar de ervaringen met vogelpest in Italië. Tussen 17 december 1999 en 5 mei 2000 waren daar 413 uitbraken, waarbij 13,7 miljoen kippen en kalkoenen doodgingen, 3 miljoen daarvan door preventief ruimen. „Er staat ons misschien nog wel wat te wachten.”
Opvallend was dat uit onderzoek bleek dat de verspreiding zich in 40 procent van de gevallen voordeed op een afstand binnen een kilometer van de infectiehaard. Mensen die van het ene naar het andere bedrijf gingen, waren hiervan zeer waarschijnlijk de oorzaak. Verspreiding via vrachtwagens -met name voertransport- was in 28 procent van de gevallen een andere belangrijke oorzaak. Verder werden genoemd verspreiding via slachterijen en indirecte contacten.
Koch wil de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek niet direct naar Nederland vertalen -„iedere uitbraak heeft zijn eigen kenmerken”, maar wel wijst hij erop dat mensen en transport de belangrijkste risico’s vormen bij de verspreiding.
Het CIDC benadrukt daarom dat bij het ruimen zorgvuldigheid belangrijker is dan snelheid. „Als de druk wordt opgevoerd, zoals nu het geval is, bestaat de kans dat er onzorgvuldig wordt geruimd. Het contact tussen mensen en kippen moet zo veel mogelijk worden beperkt. Vooral mest is zeer besmettelijk. Via de klomp van een boer kan het virus worden getransporteerd. Een gram mest met het virus is voldoende om 10 tot 100 miljoen kippen te infecteren. Het is dus dom als veehouders gemakkelijk anderen toelaten op hun bedrijf.”
Vaccinatie biedt volgens Koch geen echte oplossing om de ziekte te bestrijden. „Niet alleen is de Europese Unie hier erg terughoudend in, maar het is ook moeilijk, want dan moeten alle dieren twee keer worden geïnjecteerd. Dat kost veel tijd en geld. Bovendien komen de grote exportbelangen op het spel te staan, want andere landen weigeren dan onze eieren en kipvlees.”
De onderzoeker is somber over het verloop van de ziekte. „De aanpak is op zich wel goed, maar het vogelpestvirus kan in mest wel 42 dagen overleven. Ik vrees dat het nog zeker drie, vier maanden zal duren voordat het virus de kop is ingedrukt.”