Landgoed biedt elk wat wils
Wat hebben geschiedenis en natuur met elkaar te maken? Veel, althans op een drietal landgoederen nabij Heemstede. Kuierend door eeuwenoude bossen en rustieke lanen doet de wandelaar niet alleen frisse lucht, maar ook tal van historische wetenswaardigheden op. Zuid-Kennemerland: een aantrekkelijke mix van natuur en cultuur op de vierkante kilometer.
„Pieuw, pieuw!” Hoog in de lucht maken buizerds hun mauwende geluid. Vier, nee vijf cirkelen er boven de Noord-Hollandse landgoederen Leyduin, Vinkenduin en Oud Woestduin. Nog een paar weken en ze zullen hun baltsvluchten gaan maken, om vervolgens hun nesten te betrekken in een hoge den, eik of beuk in dit deel van Zuid-Kennemerland.
De meeste wandelaars die op deze koude maar zonnige februaridag door het gebied struinen, merken de buizerds in het geheel niet op. Geeft niet, want ieder beleeft op zijn eigen wijze de natuur op de drie oude landgoederen. Het terrein, dat vier jaar geleden door het Noord-Hollands Landschap voor een symbolisch bedrag is overgenomen van de Noord-Hollandse waterwinmaatschappij, biedt voor elk wat wils. Prachtige lanen, eeuwenoude eiken- en beukenbossen, een rijkdom aan vogels en planten en allerlei sporen van twee tot drie eeuwen bewoning door landgoedeigenaren.
In de loop van de 17e eeuw begonnen gefortuneerde stedelingen in de duinen beneden Heemstede hun zomerhuizen te bouwen, die niet veel later gebruikt werden voor permanente bewoning. Rond de huizen werden bossen aangeplant, doorkruist door tal van lanen. „Hier staan we op de ”patte d’oie”, de zogenaamde eendenpoot”, vertelt Rein Leguit, beheerder van het Noord-Hollands Landschap. Het betreft een punt waar drie lanen samenkomen. Een ervan leidt naar een heuvel met een wat ondefinieerbaar bouwwerk erop. „Dat moet ergens in de 18e eeuw in opdracht van rijke heren zijn aangelegd. Vanaf de heuvel keek je aan de ene kant uit op de zee, aan de andere kant op de toen nog niet ingepolderde Haarlemmermeer. Belvédère, heet dit punt.” Enkele eeuwen later zijn de bomen in het gebied zo hoog opgeschoten dat er van enig uitzicht geen sprake meer is.
En dan die lanen. Die zijn typerend voor dit natuurgebied. Behalve kaarsrechte, waar men in de tijd van Lodewijk de XIV dol op was, zijn er ook kromme, meer natuurlijk aandoende laantjes. „Die zijn gemaakt in de tijd dat de Engelse landschapsstijl in trek raakte. Toen moest alles golven, onverwachte doorkijkjes opleveren. Zo heeft men in deze beek een sluisje gemaakt, waardoor het water opstuwde, en hier klaterend omlaag spoot. Dat vond men romantisch.”
Zijn de lanen een trekpleister voor rust- en natuurminnend publiek, voor de beheerders vormen ze soms ook een probleem. „Juist die heel oude eiken en beuken kunnen gevaarlijk worden voor de wandelaars. Omdat ze schuilplaatsen bieden voor vleermuizen -we hebben hier wel zeven soorten- en voedsel voor spechten en boomklevers, laten we ze zo lang mogelijk staan. Maar op een gegeven moment móét je ze rooien. Het probleem met een rij beuken is dat je er niet zomaar een paar tussenuit kunt halen. De overblijvende bomen verzengen. Daarom halen we soms een hele laan weg en planten die opnieuw aan.”
Op de grens van Oud Woestduin naar Vinkenduin wordt het bos plotseling jonger, de bomen dunner. „Dit was vroeger een kapgebied voor jong eikenhout. Dat gebruikte men voor gereedschap en bijlstelen, maar vooral benutte men de schors in leerlooierijen. Daarom zie je hier boompjes van misschien 80 jaar oud op een voet van wellicht 250 jaar oud.” Opmerkelijk in het Vinkenduin-gebied is verder de vinkenbaan: een verhoging waarop men tot in de vorige eeuw in de trektijd duizenden vinken ving.
En zo blijkt het landschap talloze herinneringen aan het verleden te bevatten. Op een opmerkelijk groot, vlak deel midden in de bossen lag in het begin van de vorige eeuw een paardenrenbaan. „Het was de eerste paardenrenbaan in Nederland. In 1909 werd zij op last van het gemeentebestuur gesloten. Er werd te veel geld vergokt. Armen mochten het blijkbaar wel verdobbelen, rijken niet.” Om de renbaan niet te veel te laten verruigen, wordt het gras door het Noord-Hollands Landschap regelmatig gemaaid. „Is ook goed voor allerlei insecten, bijvoorbeeld voor de graafwespen die hier vertoeven.”
De historie van het gebied blijkt ook uit de grote hoeveelheid stinsenplanten. De rijke landeigenaren hadden er aardigheid in om allerlei uit- en inheemse planten- en boomsoorten in hun gebied te introduceren. Hier de grillige vormen van een Kaukasische vleugelnootboom, daar een kroesbeuk en een treurbeuk. Onlangs ontdekte Leguit een bijzondere plant, schedegeelster. „De dichtstbijzijnde plek waar die voorkomt, is 200 kilometer verderop, in Drenthe.”
Het zal de voetbalvereniging, die in de zomer soms komt trainen op een van de trapveldjes van Oud Woestduin, niet bijster interesseren. En ook de kinderen niet, die hier bij mooi weer hun verjaardagspartijtje houden. Wellicht dat ze zich, als ze groter worden, gaan interesseren voor de natuur en de historie van het gebied. Dan wordt het genieten van het landgoed niet groter, maar wel anders. Want dit staat vast: hoe meer je weet van de achtergronden van Leyduin, Vinkenduin en Oud Woestduin, hoe meer je er ziet. Bewust ziet.