Congolese boer wordt wegwerker
Boeren in Congo-Brazzaville beginnen zelf wegen en bruggen te herstellen om hun oogst naar de markt te kunnen vervoeren. Hun inspanningen vormen een noodzakelijke aanvulling op de infrastructurele werken die internationale instellingen en de Congolese staat kunnen financieren.
Op 2 kilometer van Ngouha II, een dorp in het zuidwesten van Congo, is een groep boeren druk in de weer met houten balken. Ze herstellen een brug die meer dan tien jaar geleden door een houtkapbedrijf werd gelegd. Andere dorpelingen vullen een diep gat in de weg die naar de brug leidt.„Als we het zelf niet doen, gebeurt er niets en rot onze oogst weg. Het hele dorp helpt mee”, legt dorpshoofd Pierre Ngoro uit. Als de brug weer berijdbaar is, kunnen de boeren hun fruit, pinda’s, pompoenen en andere groenten weer met een pick-up naar de wekelijkse markt brengen. Vorige week moesten ze alles op hun hoofd over de brug dragen.
In Ndipa, een dorp enkele tientallen kilometers verderop, zijn jonge mannen een onverharde weg aan het herstellen. Gewapend met schoppen en houwelen proberen ze de ergste gaten en kloven weg te werken. De boeren in de omgeving klaagden dat de weg nauwelijks nog te gebruiken was. Ndipa ligt niet ver van het treinstation van Bouansa, en van daaruit kunnen boeren ook afnemers bereiken die veel verder weg wonen. „Maar niemand wil nog een vrachtwagen hierheen sturen om onze producten naar het station te brengen”, zegt Jean Louamba, een grote producent van maniokmeel, aardappelen en mais. „De weg is gewoon te slecht. Mijn enige hoop zijn de jongens die daar nu aan het werk zijn.”
De jonge wegarbeiders krijgen eten van de plaatselijke boeren. „We vragen ook 5 dollar aan de bestuurder van elk voertuig dat hier langs komt. We moeten toch betaald worden voor het werk dat we doen?” lacht Arman Mpandzou, een van de wegwerkers.
Maar op veel plaatsen zijn de transportproblemen zo groot dat de plaatselijke bevolking er alleen niet veel kan veranderen. Gilbert Koumba, een bananenproducent bij het station van Les Saras, wacht al een week op een trein die zijn oogst naar de haven van Pointe-Noire kan brengen. „De trein is het enige transportmiddel hier. Ik ben bang dat ik alles zal verliezen”, klaagt hij.
Bij Kibangou is de brug over de Niari bezweken onder het gewicht van een zware vrachtwagen met boomstammen. Boeren uit de landbouwregio Divenié kunnen nu Dolisie niet meer bereiken, de grootste stad in een streek met 100.000 inwoners. „We willen wel, maar ik zie niet in hoe wij die brug kunnen herstellen”, zegt Serge Victor Ignoumba Maliga, een parlementslid uit de streek. Waar de regering het laat afweten, zijn het vaak parlementsleden die met eigen middelen wegen laten herstellen voor hun achterban.
De uitdagingen zijn enorm. „Veel streken in Congo zijn erg geïsoleerd”, zegt Irène Mboukou-Kimbatsa van het Project voor Landbouwontwikkeling en het Herstel van Plattelandswegen (ADRRRP). „Zelfs naar de belangrijke landbouwgebieden leiden geen goede wegen.”
Het ADRRRP heeft een budget van 28 miljoen euro om daar wat aan te doen. De helft van het geld komt van de Wereldbank, de andere helft van de regering in Brazzaville. Het doel is de komende vier jaar 1321 kilometer verharde wegen aan te leggen door het platteland.
Het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD) financiert een ander project dat 400 kilometer aan nieuwe wegen moet opleveren. Het geld gaat vooral naar de bouw van bruggen en herstel van wegdelen. Op die manier worden veel langere trajecten weer bruikbaar. In het verleden werden nieuwe wegen vaak na korte tijd onbruikbaar omdat er geen onderhoud plaatsvond. Dat probleem kan verholpen worden als de wegenbouw beter wordt afgestemd op de initiatieven van de plaatselijke bevolking.