De kerk als „contrasterende gemeenschap”
Hoe moet de kerk zich opstellen in een wereld die zich onverschillig, of zelfs vijandig opstelt tegenover het orthodoxe christelijke geloof? Het is een van de vragen die de Amerikaans-Nederlandse historicus prof. dr. James C. Kennedy opwerpt in de essaybundel ”Bezielende verbanden”.
Het boek (uitg. Bert. Bakker, 300 blz.) bevat een heel aantal losse artikelen, met ”gedachten over religie, politiek en maatschappij in het moderne Nederland”, aldus de ondertitel. Kennedy: „Dit boek gaat eigenlijk over de noodzaak van bezielende verbanden in een onzeker land, over de zoektocht naar nieuwe vormen van betrokkenheid, nieuwe kaders en nieuwe regels.” Want: „Dit zijn beslissende jaren voor Nederland.”Marginalisering
In een van zijn essays gaat de hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (wiens invloedrijke boek ”Nieuw Babylon in aanbouw” momenteel in herdruk is) in op de „marginalisering” van orthodoxe protestanten. Zou het niet te verwachten zijn dat deze een grotere onderlinge eenheid tot gevolg heeft, vraagt hij zich af.
Het tegendeel lijkt echter het geval – uitzonderingen daargelaten. Kennedy, zelf lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, constateert bij orthodoxe protestanten een sterk onderling wantrouwen, „dat de waakzaamheid vér te boven gaat.” Steeds vaker staan „conservatieve kerkleden” en „vernieuwers” lijnrecht tegenover elkaar. „Terwijl de ene partij ervan wordt beschuldigd te „modern” te zijn, en de andere partij te „traditioneel”, wordt voorbijgegaan aan de vraag waar het ten diepste om gaat: Hoe moet de kerk zich opstellen in een wereld die zich onverschillig, of zelfs vijandig, opstelt tegenover het orthodoxe christelijke geloof?”
En met deze vraag besluit u dit essay… Wat is úw antwoord?
„Toen ik die vraag drie jaar geleden stelde, wist ik dat zelf ook nog niet zo”, zegt Kennedy in zijn woning in Amersfoort. „Ik was, om zo te zeggen, nog zoekende naar een antwoord. Sindsdien heb ik er veel over nagedacht, en volgende maand verschijnt er nóg een boek van mij, waarin ik juist op dat thema inga.”
Het boek ”Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken” komt uit bij Boekencentrum. Kennedy: „Wat is de rol van de kerken in een liberaal-democratische samenleving? Welke rol kunnen zij spelen, mogen zij spelen? Wat je ziet, is dat het debat hierover vaak beperkt blijft tot het thema scheiding kerk en staat. Waar ik veel meer in geïnteresseerd ben, is de vraag hoe de kerk zich verhoudt tot de civil society, de samenleving. Ik denk dat als je de kerk beschouwt als een, in zekere zin, onderdeel van de civil society, zoals ook andere organisaties dat zijn, de discussies over de verhouding kerk en staat een minder verhit karakter kunnen krijgen. De kerk kán veel betekenen voor de samenleving, doet dat ook, en het is goed dit steeds weer onder de aandacht van de overheid te brengen.”
Doet zo’n benadering recht aan de eigen aard van de kerk?
„Ik pleit ervoor de kerk te zien als een contrasterende gemeenschap. Daarmee probeer ik een middenweg te vinden tussen twee modellen. Kort gezegd: het brede PKN-model, oftewel: de kerk is van de samenleving; en het isolatiemodel, zoals je dat aan de rechterkant van het kerkelijk spectrum nogal eens aantreft.”
Twee gevaren
„Als het hierover gaat, zie ik twee gevaren. Aan de ene kant is er het gevaar dat het Evangelie te veel naar de cultuur toe wordt vertaald. Dat zie ik bij de Remonstrantse Broederschap, de progressieve kerken, een aantal evangelische gemeenten. Aan de andere kant is er het gevaar dat er te weinig wordt vertaald – wat ik waarneem bij de meer orthodoxe kerken.”
Beide beschouwt u als een gevaar?
„Ja. Ook deze ondercontextualisering is een gevaar. Ik begríjp dat kerkelijke gemeenten hiervoor kiezen, maar één: Op de lange termijn biedt deze houding, in een samenleving die zó snel en ingrijpend verandert, geen antwoorden. En twee: Je bent ongehoorzaam aan het Woord van Jezus Zelf. De kerk heeft de roeping haar licht te laten schijnen, een stad op een berg te zijn.”
Juist in dit licht meent de eveneens vrijgemaakte historicus prof. dr. G. Harinck dat de kerk de drempel naar de wereld eerder moet verhogen dan verlagen. „Laat de kerk zuinig zijn op haar geheim.”
„Daar zit aan de ene kant iets in. Tegelijk zeg ik: Het is niet voldoende dat de kerk een geheim heeft. De gemeente is ook een getuigenis voor de wereld.”
”Bezielende verbanden” bevat ook een essay over stadskerken. Deze krant besteedde uitvoerig aandacht aan kerk-zijn in Den Haag. Wat is uw advies aan hen?
„Er is niet één vaste strategie om te overleven. Feit is wel dat stadskerken bij uitstek plekken zijn waar de kerk getuigenis kan afleggen. Ook hier pleit ik voor kerken als contrasterende gemeenschappen. Zoek het niet in het aanbieden van allerlei op zichzelf staande programma’s, vrijwilligerswerk, diaconaat, stadsdebatten voor niet-kerkelijken. Dat is, om zo te zeggen, niet zo moeilijk. Kern van het kerkelijk leven blijft toch het gemeente-zijn, het gemeentelijk leven, de prediking.”
„Dit zijn beslissende jaren voor Nederland”, schrijft u in uw boek. Uw essays wekken de indruk dat u, als het hierover gaat, tamelijk optimistisch bent. Klopt dat?
„Ik ben niet bij uitstek negatief, nee. Uiteraard wordt Nederland nooit een utopie, of een land van melk en honing. Maar zelfs aan de marges zijn er mogelijkheden genoeg voor gelovigen.”
De ruimte die orthodoxe protestanten geboden wordt, lijkt wel steeds kleiner te worden.
„Dat is juist. Ik maak me ook meer zorgen over de houding van sommige secularisten dan over de opkomst van de islam. Aan de andere kant geloof ik toch dat er uiteindelijk iets van een balans zal ontstaan – zie de situatie in Amsterdam, waar B en W de motie rond het afschaffen van steun aan religieuze organisaties naast zich neer hebben gelegd.
Op dit punt zie je twee bewegingen. Aan de ene kant krijgt het principe van de scheiding van kerk en staat steeds sterker de nadruk. Anderzijds is juist de overheid ook afhankelijk van particuliere organisaties, ook christelijke. Rond de Wet maatschappelijke ondersteuning, de WMO, bijvoorbeeld. De staat zou toch niet slim zijn als hij –hoe zeggen jullie dat ook alweer?– een kip met gouden eieren ging slachten?”
Hoewel u nog steeds Amerikaan bent, voelt u zich steeds meer ingeburgerd, schrijft u. U overweegt zelfs wel eens Nederlander te worden.
Lachend: „Zeker. Maar als het kan zonder mijn Amerikaanse nationaliteit op te geven. Het zal altijd en-en blijven.
Overigens: Nederlanders denken wel eens dat mensen, moslims bijvoorbeeld, geen enkele druk ervaren om in te burgeren, Nederlander te worden, te assimileren. Maar die druk is er wel degelijk. Ik ervoer dat pas zelf nog, toen ik tegen een collega aan de universiteit zei: „Ik heb toch nog steeds wel moeite met jullie taal.” Hij keek me echt aan van: „Júllie taal? Waarom niet ónze taal?” Ik bedoel: dan voel je weer even, misschien onbedoeld, de druk, de zuigkracht om helemaal Nederlander te worden.”