Pelgrimstekens als vrome herinneringen
Om een herinnering te hebben aan hun tocht naar een bedevaartsoord, gingen pelgrims vanaf 1450 insignes innaaien of -plakken in hun gebedenboeken. Hanneke van Asperen schreef er een proefschrift over, waarop zij vrijdag promoveerde in Nijmegen.
Pelgrimsinsignes zijn heel dunne plaatjes metaal waarin een afbeelding is verwerkt. Deze afbeeldingen refereren aan het pelgrimsoord dat is bezocht. Het insigne functioneert bijvoorbeeld als een soort bladwijzer om een favoriete passage gemakkelijk te kunnen terugvinden, bijvoorbeeld een gebed voor de eigen naamheilige. Of als richtpunt bij een gebed over de heilige die in het pelgrimsoord vereerd wordt.Pelgrimstekens belichamen uiteenlopende aspecten van de laatmiddeleeuwse wereld, van geloof en bijgeloof, van hier en hiernamaals, zo stelt Van Asperen in haar proefschrift ”Pelgrimstekens op perkament. Bedevaartsouvenirs in religieuze boeken als bron voor lekendevotie (ca. 1450 tot ca. 1530)” (uitg. Orange House, Edam).
„Ook al gaat het soms om goedkope voorwerpen, de bezitter koesterde zijn insignes. Ze werden dan ook niet licht weggegooid. Pelgrims konden de tekens tijdens het leven of via testamentaire beschikking aan kerken en kapellen geven, zelfs aan een specifieke heilige, bijvoorbeeld om deze dank te zeggen voor een behouden bedevaart. Zij hielden de insignes in eigen bezit of schonken ze aan familie of bekenden.”
Het insigne had niet een eenduidige betekenis, maar een keur aan mogelijke betekenissen die de uiteindelijke toepassing konden bepalen. „Zo kon het pelgrimsteken ingezet worden als een amulet, vaak in combinatie met andere voorwerpen of teksten waarvan een heilbrengende werking werd verwacht. Via het insigne werden de goddelijke krachten gekanaliseerd, zo dacht men, en het kon de eigenaar en zijn omgeving op die manier van dienst zijn.”
Vroomheid was een belangrijk doel. „De religieuze beeltenis kon aanleiding zijn tot vrome overwegingen en gebed en zo als intermediair de gelovige helpen om de afgebeelde heilige aan te spreken.”
Veel verloren
Veel gebruiksvoorwerpen uit de middeleeuwen gingen verloren, stelt Van Asperen. „Maar een groot deel van wat er over is, bestaat uit religieuze boeken. Er moeten er dus enorm veel van in omloop zijn geweest, zeker in de late middeleeuwen, toen steeds meer mensen konden lezen.” Van Asperen was benieuwd naar gebruikssporen in die overgeleverde boeken, om iets te weten te komen over de manieren waarop geloof vorm kreeg in die tijd. „De sporen laten zien dat de boeken intensief werden gebruikt.”
Bijzonder is dat er in deze periode ook insignes geschilderd worden als randversiering, ook in religieuze boeken. De speciale, persoonlijke betekenis van het aanbrengen van de insignes verdwijnt daarbij.
Van Asperen: „Het zijn vooral de duurdere en rijkgeïllustreerde boeken waarin je dat ziet, bestemd voor mensen met een goedgevulde beurs. Het was de illuminator die uitkoos welke insignes werden afgebeeld. In boeken uit dezelfde werkplaats zie je dezelfde insignes terugkeren.”
Voor-reformatorisch
De insignes gaven een duidelijk beeld van de voor-reformatorische vroomheid. „Er werd gebeden tot een heilige om voorspraak bij Maria en uiteindelijk bij God voor een plekje in het hiernamaals. Maar ook voor de speciale gave van een heilige die te pas kwam in het hier en nu, bijvoorbeeld voor bescherming tegen verleiding, ziekte en zelfs de dood. Met de insignes legden mensen persoonlijke accenten binnen het scala aan mogelijkheden dat een religieus handschrift bood.”
Vroeg in de zestiende eeuw verdwijnt de gewoonte om insignes in te naaien onder invloed van de Reformatie en een veranderd denken over kerkelijke gebruiken. Insignes werden zelfs verwijderd uit boeken „De afkeer van allerlei kerkelijke praktijken en vooral de uitwassen ervan nam toe. Onder andere de aflaathandel, bedevaarten en heiligenverering kwamen onder druk te staan. Het belang van sommige culten nam af en andere hielden zelfs op te bestaan. De insignes verdwenen grotendeels van het toneel”, aldus Van Asperen.