Ambtseed
Het afleggen van de ambtseed door ambtenaren mag geen rommeltje worden. Daarom heeft een meerderheid van de Tweede Kamer vorige week steun gegeven aan een motie van de drie christelijke partijen waarin gepleit wordt de formulering voor de ambtseed en voor de belofte door gemeente- en provincieambtenaren wettelijk vast te leggen.
Voor gemeenteraadsleden, rijksambtenaren en politieagenten bestaat al zo’n regel. Zij mogen bijvoorbeeld niet de islamitische eed afleggen. De motie van CDA, CU en SGP is daarmee in lijn.Het kabinet voelt niets voor de Kamermotie. Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken ziet het voorschrijven van een formulering als het aantasten van de autonomie van de gemeentebesturen. Als een gemeente het aanvaardbaar vindt dat een ambtenaar de eed aflegt op Allah of Boeddha, dan moet dat mogelijk zijn.
De Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) deelt het standpunt van de bewindsvrouw. Bovendien wijst de VNG erop dat het voorschrijven van de klassieke eed een bevoordeling van het christendom ten opzichte van bijvoorbeeld de islam betekent. Dat acht de vereniging ongewenst.
Iedereen beseft dat het afleggen van de eed een gewichtig moment is. Wie een ambtseed aflegt, belooft daarbij trouw te zijn aan de wetten en volstrekt integer zijn functie te vervullen. Daarbij wordt God als getuige aangeroepen. Dat geeft groot gewicht aan de verklaring. Niet alleen degene die de eed zweert, maar ook de rechter ziet dat zo. Het plegen van meineed wordt iemand daarom zwaar aangerekend.
Wie op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging principiële bezwaren heeft, kan sinds 1916 de belofte afleggen. Feitelijk is daarmee een wissel omgezet. Degene die de ambtsbelofte aflegt, geeft ten diepste aan dat hij God niet als getuige nodig heeft en ook niet erkent. Terecht dat toentertijd door de christelijke partijen ernstig bezwaar is gemaakt tegen de invoering van de belofte als alternatief voor de eed.
Inmiddels is onze samenleving danig van karakter veranderd. We spreken nu over een pluriforme samenleving, hetgeen onder meer zichtbaar wordt in een grote veelkleurigheid op het terrein van religie. Zou daarom dan niet het gebruik van diverse eedsformules te verdedigen zijn?
Nee. Allereerst niet omdat dan iedereen zijn eigen formule kan gaan gebruiken. Dat doet niet alleen afbreuk aan de waardigheid van de eedsaflegging, maar het leidt er ook toe dat niemand meer de validiteit van zo’n ambtseed kan controleren. Wat als iemand zegt te geloven in een ondefinieerbaar iets en daar de eed op wil afleggen? Welke status heeft zo’n eed dan?
Maar principiëler is dat de eed nog altijd herinnert aan het christelijk geloof in een persoonlijke God. Die levensovertuiging is nog steeds een fundamentele en breed erkende pijler van onze westerse samenleving. Voor een christenpoliticus is het daarom onopgeefbaar de naam van de enige God prijs te geven op het moment dat iemand de Hoogste Autoriteit als getuige aanroept om een belofte te doen.