Dicht bij de tekst, dicht bij de lezer
In de Grote Kerk van Dordrecht werd zaterdag tijdens de nationale Reformatieherdenking de nieuwe vertaling van Calvijns ”Institutie” gepresenteerd. Het is een werk waar dr. C. A. de Niet, geassisteerd door een commissie van deskundigen, jarenlang intensief gewerkt heeft.
Wat dr. De Niet bezield heeft toen hij de klus om een nieuwe vertaling van de ”Institutie” te maken aannam, weet ik niet. Wat ik wel weet is dat vriend en vijand van Calvijn hem de komende decennia dankbaar zal zijn. De Niet heeft ervoor gezorgd dat Calvijn voor velen weer leesbaar is geworden. Dat was na de vertaling van Sizoo uit 1931, die decennialang van veel nut is geweest, ook wel nodig.Het was niet mijn opgave om de hele vertaling te controleren, maar waar ik dat wel gedaan heb, was ik verrast over de wijze waarop De Niet dicht bij de tekst blijft en die oude tekst tegelijk dicht bij de lezer van vandaag weet te brengen. Vertalen is kiezen en natuurlijk zouden hier en daar andere keuzes gemaakt kunnen worden. Maar dan spreek ik waarschijnlijk te veel als theoloog, en vertalen is in dit geval allereerst en allermeest een zaak van de classicus die De Niet is.
Zeer verhelderend is daarom De Niets uitvoerige verantwoording van zijn werkwijze. Opmerkelijk is daarbij dat hij alle paragrafen van een kopje heeft voorzien, dat wil zeggen een kopje dat er bij Calvijn zelf niet staat. Hoewel dit bedoeld is als hulp voor de lezer, is het wel een niet-Calvijns toevoegsel waarop bij andere moderne vertalingen kritiek geleverd is en waar de lezer zich van bewust dient te zijn.
Tien keer zo dik
Calvijn is vooral vanwege dit ene boek bekend geworden. Hij heeft er tussen 1536 en 1559 zo veel in geknipt en geplakt dat er verschillende versies verschenen voordat hij er tevreden over was. Maar toen was het werk dan ook tien keer zo dik geworden, met als resultaat dat het veel werd geprezen en weinig gelezen. Hetgeen nu dus kan en moet veranderen.
Nu is Calvijns denken eeuwenlang bijna alleen vanuit de ”Institutie” onderzocht, alsof hij alleen dit ene boek geschreven had en alsof de rest van zijn werk in feite niets nieuws zou brengen. Omdat Calvijn daardoor wel wat al te dogmatisch is neergezet, heeft men zich ook op zijn commentaren, brieven en andere werkjes gestort. En inderdaad zijn zo nog wat meer aspecten van de man en zijn denken zichtbaar geworden.
Toch heeft ook Calvijn zelf gezegd dat de ”Institutie” zijn belangrijkste werk was. En het was niet alleen zijn belangrijkste boek, het was ook enorm succesvol. De ”Institutie” geldt als het belangrijkste dogmatische werk uit de geschiedenis van het gereformeerde protestantisme.
Het boek is dankzij de opeenvolgende edities waaraan Calvijn werkte heel dik geworden. Een zwaar werk dus, en dat is ook van de inhoud gezegd, vaak door hen die het nooit gelezen hebben. Ik heb in dit Calvijnjaar veel mensen gesproken die de ”Institutie” in huis hebben, maar de meerderheid gaf toe er nooit in gelezen te hebben. Daardoor weet ook nauwelijks iemand dat het veruit grootste hoofdstuk van de ”Institutie” over het gebed gaat.
Dat juist dit boek Calvijn wereldwijd faam bezorgde en eeuwenlang een stimulans is geweest voor kerkplanting, geloofsgroei en theologische vernieuwing lijkt het negatieve imago van de reformator nauwelijks te hebben kunnen bijstellen.
Publiek
Calvijn hield bij het schrijven rekening met zijn publiek. Toen het bijvoorbeeld ging over zijn visie op het avondmaal zei hij dat zijn kleine verhandeling over dit onderwerp vooral voor gewone mensen was bedoeld. „De eenvoudige, populaire manier van schrijven, bedoeld voor ongeschoolde mensen, laat zien wat mijn oorspronkelijke bedoeling was, want voor mensen die Latijn kennen ben ik gewend zorgvuldiger te formuleren.” Hij voegde eraan toe dat hij in de ”Institutie” hetzelfde weer anders beschreef, namelijk duidelijker en met meer argumenten.
Voor elke doelgroep koos Calvijn dus een andere stijl. Voor de theologische studenten werd het die van de ”Institutie”. Om die reden blijft de ”Institutie” ook in de vertaling van De Niet pittige stof.
Betekenis
En nu ligt daar dus dat grote en grootste werk van Calvijn, mooi en handzaam uitgegeven. De uitgave is voorzien van uitvoerige registers, zodat het boek nog effectiever kan worden gebruikt. Kortom, er is alles aan gedaan om er een bruikbaar instrument van te maken en het is nodig dat we dit boek dan ook gaan gebruiken.
In de ”Institutie” ligt alles nog bijeen wat in de loop van de tijden in gereformeerd Nederland uit elkaar is gegaan. Hier ligt de bron voor een zinvol gesprek tussen evangelischen en reformatorischen, juist waar Calvijn nogal eens dichter bij de eerstgenoemde dan bij de tweede groep staat. Hier ligt ook het materiaal voor een herbezinning op de taak en theologie van de kerk van vandaag.
Het boek kost een paar centen, maar wie dit gelezen heeft, kan heel wat andere boeken en boekjes ongekocht en ongelezen laten. Dus eigenlijk ben je met De Niets Calvijn op vele fronten goed af.
Het mooiste blijven de laatste twee woorden in dit werk: ”God lof”. Daar was het Calvijn om te doen. Die gedachte zal ook De Niet bezield hebben. En aan die lof zal dit werk blijvend dienstbaar zijn.
N.a.v. ”Institutie”, door Johannes Calvijn, vertaald door dr. C. A. de Niet; uitg. Den Hertog, Houten, 2009; ISBN 978 90 331 2200 2; 2 delen, samen 1500 blz.; € 159,50.