„Tegenpolen in onderzoek refo’s”
Verandert de reformatorische kring door druk van buitenaf van standpunt over bijvoorbeeld zaken als homoseksualiteit en vrouwenemancipatie? De meningen liepen dinsdag uiteen op de Roosevelt Academy in Middelburg, waar een onderzoek naar de visie van orthodoxe christenen op gelijkebehandelingswetgeving werd gepresenteerd.
Dat druk van buitenaf op de reformatorische kring alleen maar averechts werkt, betwijfelt prof. dr. M. L. P. Loenen, hoogleraar vrouw en recht aan de Universiteit Utrecht. „Zijn interne discussies in reformatorische kring ook juist niet aangezwengeld door rechtszaken?” Ze doelt daarmee op bijvoorbeeld processen rond de positie van de vrouw in de SGP. Desgevraagd zei Loenen dat het haar „niet zal verbazen” dat reformatorischen door druk vanuit de maatschappij minder behoudende standpunten gaan innemen.Uit het gisteren gepresenteerde onderzoek blijkt dat 10 procent van de SGP-stemmers (334 ondervraagden) de afgelopen vijf jaar van mening is veranderd over het vrouwenstandpunt, in die zin dat het mogelijk moet zijn voor vrouwen om politieke functies te bekleden. Daarentegen is 5 procent van de SGP-stemmers (163 ondervraagden) de afgelopen vijf jaar juist gaan vinden dat er geen ruimte is voor een politieke functie voor een vrouw.
SGP-voorzitter W. Kolijn zei dat er „absoluut geen sprake van is” dat SGP’ers onder druk van rechtszaken „zijn gaan nadenken” over het vrouwenstandpunt. „Rechtszaken werken eerder belemmerend dan bevorderend. Toen de subsidie aan de SGP werd stopgezet, kwam er uit ergernis over de bemoeienis van buitenaf een geldstroom op gang.”
Prof. dr. B. Oomen, die het onderzoek onder reformatorischen leidde, gaf aan dat publicaties in christelijke media mensen tot de overtuiging kunnen brengen dat een vrouw wel een politieke functie kan vervullen. Ten tijde van het onderzoek verwezen „veel” respondenten naar een artikel in familieblad Terdege in 2009, meldt het rapport. Daarin geeft een vrouwelijk lid van de Amerikaanse zustergemeente van de Gereformeerde Gemeenten „op grond van haar bijbelse overtuiging” aan als een soort wethouder actief te kunnen zijn.
Uit het onderzoek onder meer dan 7000 orthodoxe christenen blijkt dat reformatorischen steeds minder ruimte zien voor hun opvattingen. Ze voelen zich meer in een isolement in de samenleving. Ook blijkt dat er meer openheid is gekomen over homoseksualiteit, al wijst het gros van de reformatorischen de homoseksuele praxis af.
P. W. Moens, beleidsmedewerker identiteit bij de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) en voorzitter van een stuurgroep over homoseksualiteit in het reformatorisch onderwijs, ziet „twee tegenpolen” in de uitkomsten van het onderzoek. „Enerzijds is er sprake van isolement van de reformatorische kring. Er wordt een vergelijking gemaakt met de Amish. Anderzijds bestaat er ook dialoog. We hebben jarenlang discussies gevoerd over medezeggenschap en zijn daar toch anders in gaan staan.”
Discussies over homoseksualiteit op reformatorische scholen kwamen volgens Moens vooral voort „uit interne zorg en betrokkenheid die we hebben.” Wel voegde hij daaraan toe niet te beweren dat externe druk geen enkele rol heeft gespeeld.
De VGS-medewerker kondigde voor begin volgend jaar een symposium aan over de resultaten van het onderzoek van de Roosevelt Academy.
Ambtenaar E. Veenis van het ministerie van Onderwijs, die betrokken is bij homo-emancipatie in het christelijk onderwijs, zei „heel blij” te zijn dat christelijke homo-organisaties als RefoAnders en Contrario het debat over homoseksualiteit in christelijke kring bevorderen. Veenis noemde het „merkwaardig” dat reformatorischen aangeven dat ze zich „benadeeld” voelen. „Een collega zette bij een opmerking over dat isolement van orthodoxe christenen in de kantlijn: „Dan weten ze ook eens hoe dat voelt”, daarmee doelend op het isolement van veel homo’s.”
In reactie daarop zei SGP’er F. W. den Boef „drommels goed” te weten hoe het voelt om tot een minderheid te behoren. „Ik werd als jongetje al uit de klas geplukt, omdat mijn ouders mij niet hadden laten inenten tegen polio.”
Johan Quist van RefoAnders hekelde de „pressiedialoog vanuit de homobeweging COC, ondersteund door diverse politieke partijen.”
De Zeeuwse SGP-gedeputeerde G. R. J. van Heukelom zei het de reformatorische kring „kwalijk te nemen te veel in het isolement” te verkeren. „Als wij ons verschuilen, kan de buitenwereld karikaturen maken over rokken en hoeden.”
Hij vroeg seculier Nederland tolerantie voor orthodoxe christenen. „Wordt ons nog ruimte geschonken? Geef ons de tijd, ook voor verschuivingen die goed kunnen zijn.”
Voorzitter Robert Daverschot van de gereformeerd-vrijgemaakte homo-organisatie Contrario zei moeite te hebben met Van Heukeloms vraag om tijd. Daverschot bespeurt bij reformatorischen een slachtofferrol. „Reformatorischen hebben al jarenlang de tijd. Hoe lang hebben ze nog nodig? Moet er nog meer schade aangericht worden onder christelijke homo’s, waarmee ik niet wil zeggen dat de reformatorische kerken daar debet aan zijn. Het stilzwijgen in kerken is negatief. Ik vind dat een kerk de homoseksuele praxis zonde mag noemen. Maar dat betekent wel dat bijvoorbeeld een jongen van zestien nooit een partner kan hebben. Die vaststelling kan en mag niet het eindstation zijn. Ga dan op een pastorale manier om met zo iemand en vertel hem wie Jezus is.”