Gedreven filoloog, bijbels theoloog
Aan de christelijke gereformeerde Theologische Universiteit in Apeldoorn had dinsdag de academische herdenking plaats van de in oktober vorig jaar op 75-jarige leeftijd overleden hoogleraar J. de Vuyst. Zijn opvolger, prof. dr. T. M. Hofman, sprak de herdenkingsrede uit over „de gedreven filoloog en gereformeerd bijbels theoloog.”
De rector, prof. dr. H. J. Selderhuis, benadrukte dat de bijeenkomst niet bedoeld was om „een mens te eren maar wel om Gods goedheid te prijzen.”
Na het bekende signaal ”hora est” gingen dinsdag de aanwezigen, inclusief mevrouw De Vuyst en haar familie, staan. Het hoogleraren- en docentenkorps trad, met het curatorium (het bestuur van de universiteit) binnen. De hoogleraren, onder wie de emeriti, waren echter niet, zoals gebruikelijk bij een academische plechtigheid, in toga, maar in sober donker kostuum.
De rector opende de bijeenkomst met schriftlezing en gebed. Hij memoreerde de „eigen, bijzondere, aardigheden” van de hoogleraar Nieuwe Testament en citeerde enkele van diens markante en puntige uitspraken tijdens colleges. Hij memoreerde dat de negen jaar hoogleraarschap aan de universiteit met het emeritaat niet afgerond was, maar dat prof. De Vuyst door colleges en publicaties dienstbaar is gebleven.
Na het rectorale welkom zongen de aanwezigen -de aula was nagenoeg geheel bezet- schriftberijming 26: ”De tijd snelt haastig naar zijn eind, de grote dag komt nader”. Daarmee werd verwezen naar het bezigzijn van prof. De Vuyst met de apocalyptiek, de leer van de laatste dingen.
Prof. Hofman omschreef academisch herdenken als „een in dankbaarheid terugzien op wat de Heere gaf aan zowel de familie als de universiteit in deze broeder hoogleraar.” Daarop belichtte hij de wetenschappelijke arbeid van zijn voorganger. Prof. Hofman zei bewust de inzet van zijn rede te kiezen bij het verbond. Hij verwees naar de dissertatie van De Vuyst, ”Oud en Nieuw Verbond in de brief aan de Hebreeën”. Dat proefschrift noemde hij tevens „inzichtgevend voor het verstaan van het latere wetenschappelijke werk van De Vuyst.”
De filologie (taalkunde) en de theologie kwamen steeds terug als twee brandpunten van een ellips en vormden de verbindende lijn in de herdenkingsrede. Het verbond en de bijbelse apocalyptiek waren vervolgens hoofdthema’s in de lezing.
Prof. Hofman zei dat zijn voorganger de weg wees uit de „vaak opgedrongen keuze tussen eenzijdigheid of wederkerigheid van het verbond. Het verbond wordt unilateraal door God tot stand gebracht en mondt toch uit in een bilaterale verhouding. Ook hier waarschuwt De Vuyst voor een abstracte benadering en is hij zich heel goed bewust van de beperktheid van onze formuleringen inzake Gods soevereine handelen.”
Uiteindelijk omschreef prof. Hofman zijn voorganger als een filoloog en theoloog met diep respect voor Gods verbond en woorden. „Daarin heeft hij ook -evenals zijn voorgangers- ons een vertrouwd spoor gewezen. In zijn gemeenschappelijke werk heeft hij zelf de weg metterdaad betreden en daarop vorderingen gemaakt.”
Verder zei de huidige Apeldoornse nieuwtestamenticus dat De Vuysts respect en eerbied voor woorden en het Woord op het allernauwst verbonden zijn met Gods spreken in het oude en het nieuwe verbond. „In zijn bijbels-theologische lijnen proef je de eerbied voor en geloofsbetrokkenheid op de God van het Woord en Zijn grote heilsdaden. Zo valt ook in het wetenschappelijk werk het hoofdaccent op het ene heilshandelen van God in de Middelaar van het nieuwe verbond. In het door de Geest verstaan van Gods verbond en woorden wenkt de grote toekomst.”
Prof. Hofman sloot zijn rede af door op te merken dat hij even over de grens van de academische herdenking heen wilde. „Tevens wil ik dan over de grens van tijd en eeuwigheid. We kunnen dat alleen in geloof, hoop en liefde doen. Waar zelfs afgewogen woorden tekortschieten en waar theologisch denken overgaat in aanbidding van de Drie-enige God.” Prof Hofman citeerde daarop woorden van prof. De Vuyst uit diens publicatie ”Blijdschap en volharding”: „Immers, waar Christus is, daar is mijn leven, en dus brengt sterven mij gewin.”
De redes van de academische herdenking van overleden hoogleraren worden uitgegeven in de serie ”Apeldoornse studies”.