Kerk & religie

Reddingsboei van genade voor ruig volk

Hij zweeg erover. Het was niet nodig dat anderen wisten dat er in zijn hart een verlangen leefde om predikant te worden. „Ik ga leren voor onderwijzer”, hield hij de mensen voor. Onderwijzer werd hij, op de kansel: deze week is ds. H. de Graaf veertig jaar predikant.

Albert Groothedde
22 October 2009 09:44Gewijzigd op 14 November 2020 08:57
URK – Ds. H. de Graaf is deze week veertig jaar predikant. „In mijn preken gaat het iedere keer weer, over de ene Naam, de twee wegen, de drie Personen en de drie stukken.” - Foto RD, Anton Dommerholt
URK – Ds. H. de Graaf is deze week veertig jaar predikant. „In mijn preken gaat het iedere keer weer, over de ene Naam, de twee wegen, de drie Personen en de drie stukken.” - Foto RD, Anton Dommerholt

Ruim een jaar woont de emeritus predikant inmiddels in Urk. De hersteld hervormde pastorie, grenzend aan de Moriakerk van dezelfde denominatie, is het tijdelijke domein van de christelijke gereformeerde predikant.Pastorieën en kerken, ze zijn er genoeg in Urk. Dat was wel even wennen, vindt ds. De Graaf (67). Vorig jaar nam hij, vanwege het bereiken van de emeritaatsgerechtigde leeftijd, afscheid van de christelijke gereformeerde kerk te Opperdoes.

Tegenwoordig verleent de emeritus predikant, „dankbaar en met veel vreugde”, een aantal dagen per week pastorale bijstand aan leden van de christelijke gereformeerde Ichthuskerk in het vissersdorp.

Kark

Welkom in Urk, „het Mea Shearim (orthodox-joodse wijk in Jeruzalem, AG) van Nederland”, typeert de predikant. Hij illustreert zijn uitspraak. „Pas overhandigden enkele meisjes me aan de deur een folder. „U bent toch dominee?” vroegen ze zomaar aan me. „Bent u ook van de ‘zeuvere kark’?””

Ds. De Graaf kan erom lachen. „Wat is een zuivere kerk? Ik heb hun maar gezegd dat mijn kerkgenootschap eerder bestond dan de kerk waar zij lid van waren. Boven wordt niet gevraagd van welke kerk je lid was.”

Het was ruim veertig jaar geleden niet vanzelfsprekend dat Hugo de Graaf in het voetspoor van zijn vader, ds. Willem de Graaf, zou gaan. „Ik wilde niet dat mensen zouden zeggen: Zo vader, zo zoon. Mijn vader heeft dat trouwens ook nooit gestimuleerd; het moest een persoonlijke, bewuste keuze zijn.”

Het predikantschap liet De Graaf junior echter niet los. „Het verlangen ging niet over, het had de trekking van mijn hart.” Hij meldde zich in 1961 bij het curatorium van de Christelijke Gereformeerde Kerken. „Ik werd in één keer aangenomen.”

De beroepen die hij in 1969 ontving, nadat hij de studie had afgerond, zag hij als een bevestiging van zijn roeping. „Je kunt wel menen geroepen te zijn, maar je moet toch maar een beroep krijgen.” De jonge predikant moest naar Maarssen. „Ze waren daar al zeven jaar vacant. De Heere zegende de bediening; de gemeente bloeide op.

Na Maarssen volgde ’s-Gravenzande (1976-1985). „Het predikantschap is niet altijd gemakkelijk”, formuleert ds. De Graaf voorzichtig. „We moesten in het Westlandse door een moeilijke periode heen. Gelukkig konden we terugvallen op het Woord. Het heeft de afhankelijkheid van de Zender verdiept.”

Bivak

Het was tijdens de ’s-Gravenzandse periode dat ds. De Graaf door deputaten gevraagd werd om tijdelijk als legerpredikant onder de wapenen te gaan. Begin jaren tachtig vormden de dienstplichtigen in de landmachtkazerne van Oirschot zijn gemeente.

Het was wennen –„het soldatenleven was soms ruig”– maar hij deed het werk met toewijding. „Een collega zei het eens zo: Jouw woorden kunnen Gods eerste en laatste woorden zijn in het leven van een militair.”

Het was hard werken ook. De kerktent zat op zondag niet zomaar vol. „Tijdens oefeningen in Duitsland ging ik ’s morgens met een bel het tentenkamp door om de jongens wakker te maken en op te roepen de dienst bij te wonen. Ik was blij als er een aantal van hen kwam om te luisteren. Soms reageerde men met een vloek.”

Gesprekken, veel gesprekken voerde hij met de dienstplichtige jeugd. „Een soldaat zei eens tegen me: „Dominee, u hebt een bord voor uw hoofd. Hoe kunt u nu zeggen dat Allah en Boeddha geen echte goden zijn?” Ik vroeg hem om te kijken wie van de drie, Allah, Boeddha of Jezus, de meeste liefde voor ons heeft.” Peinzend: „Ik mocht zo te midden van de grofheid en vuilheid van de wereld onze jongens de reddingsboei van Gods genade toewerpen.”

Kolhbrugge

Via Drogeham (1985-1992), Harderwijk (1992-2003) en Opperdoes (2003-2008) kwam de predikant in Urk terecht.

„Of mijn preken veranderd zijn? Misschien wel ja. Ze zijn iets korter geworden. Ook gebruik ik minder moeilijke woorden en zinnen.

Theologisch veranderd? Nee, dat niet. De inhoud is hetzelfde. In mijn preken gaat het iedere keer weer over de ene Naam, de twee wegen, de drie Personen en de drie stukken. Naar Schrift en belijdenis, zo wens ik te preken.”

Ds. De Graaf: „We leven in een emocultuur. Het geloof gaat echter dieper, laten we dat vasthouden. Het ware geloof werpt zich, en daarmee spreek ik Kolhbrugge na, steeds weer op Gods genadebeloften.

Een oude collega zei het eens zo: „Zie ik op mezelf, dan beef ik; zie ik op Christus, dan leef ik.” Dat is bevinding, echte bevinding voortkomend uit het geloof. Daar zeg ik van harte amen op.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer