Kerk & religie

Onder vuur of vol vuur

Ouderwets, onverdraagzaam, gevaarlijk. Zo oordeelt de seculiere meerderheid in Nederland over orthodoxe christenen. Wie zich niet aansluit bij de heersende moraal heeft de publieke opinie tegen en krijgt de wind van voren. In een serie artikelen aandacht voor de positie van de vermeende ayatollahs van de Veluwe.

Gerard ten Voorde, Evert van Dijkhuizen
16 October 2009 21:59Gewijzigd op 14 November 2020 08:55
SELDENRIJK ...verwachting... Foto RD, Anton Dommerholt
SELDENRIJK ...verwachting... Foto RD, Anton Dommerholt

Seldenrijk: Christelijk geloof kan geen vakantie nemen

„De SGP is haar subsidie al kwijt. De vraag is: Wanneer volgen andere christelijke organisaties? We worden straks slechts gedoogd.”

Dr. Ruth Seldenrijk is geen doemdenker. De directeur van de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV) en kerkenraadslid van de gereformeerde gemeente in Zeist wil maatschappelijke ontwikkelingen echter realistisch onder ogen zien.

Daarom hecht hij eraan de afnemende ruimte voor orthodoxe christenen in de samenleving te nuanceren. „We hebben een regering met een ChrístenUnie, we krijgen alle ruimte in onze postmoderne samenleving, niemand zit om zijn geloof in de gevangenis. Waar hebben we het over?!”

Tegelijk wijst hij erop dat het christelijke levensbesef steeds meer verdwijnt. „Den Haag is bezig de grondwettelijke vrijheden opnieuw te rangschikken, christelijke organisaties als het Scharlaken Koord en Youth for Christ liggen onder vuur, de maatschappij verruwt, het individualisme viert hoogtij. Symptomen van de voortdurende strijd tussen Christus en satan.”

De gereformeerde gezindte is onvoldoende doordrongen van de ernst van de situatie, analyseert Seldenrijk. „Een gevoel van urgentie ontbreekt. De zeer bevoorrechte positie van christelijke organisaties loopt ten einde. We staan aan de vooravond van forse veranderingen. We moeten de oase uit.” Nadenkend: „Misschien hebben we wel een veel te bevoorrechte positie gehad.”

De veranderingen vragen van orthodoxe christenen een totaal andere levenshouding. „Zonder dollartekens in de ogen.” Seldenrijk trek een lijn naar de eerste christenen. „Zij vielen op door hun werken van barmhartigheid, in de navolging van Christus. Ze begroeven bijvoorbeeld met gevaar voor eigen leven de doden tijdens de pest. Ziekenhuizen zijn in die tijd ontstaan, onder het motto: De liefde van Christus dringt ons.”

Op christenen rust een zware verantwoordelijkheid. „De Heere Jezus heeft de Heilige Geest gegeven: Die zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Er staat: de wéreld overtuigen”, stelt Seldenrijk met nadruk. „Daar gebruikt de Trooster de gemeente voor. Deze moet de boosaardigheid van de wereld ontmaskeren.”

Christenen moeten bij de dreigende maatschappelijke ontwikkelingen nooit de moed verliezen. „Niet voor niets begon paus Johannes Paulus zijn toespraken met: „Vreest niet”. Christenen moeten niet te snel in de verdediging gaan. Het reformatorisch onderwijs kan met goede argumenten positie innemen tegenover minister Plasterk. Het christelijk geloof is niet onredelijk.”

De gereformeerde gezindte moet niet krampachtig proberen vast te houden wat ze nu heeft. „Door rechtdoor te blijven gaan, kunnen we óók van de weg afraken. Een christen buigt mee met zijn tijd, naar de toekomst.”

Seldenrijk wijst op hét voorbeeld voor de christen. „Jezus leefde niet in een getto met zijn discipelen, maar tussen het volk. We moeten daarom de luiken naar de samenleving open houden, weloverwogen, nuchter, waakzaam.” De prediking zou daarbij moeten „meevibreren” met maatschappelijke ontwikkelingen. „Niet zo tijdloos.”

Orthodoxe christenen worden meermalen versleten voor fundamentalistisch. Het is goed daar stelling tegen te nemen, stelt Seldenrijk. „Goed voorbereid, met feiten. Zorg dat er hapklare brokken informatie beschikbaar zijn op cruciale plaatsen in de maatschappij. Achter de schermen, bij politici, maar ook aan tafel bij tv-programma’s als NOVA. Natúúrlijk ook daar.” Zo’n opstelling heeft niets met activisme te maken. „Als we innerlijk overtuigd zijn, dan willen we niets liever dan deze overtuiging uitdragen.”

De NPV-directeur onderschrijft de noodzaak van een studiecentrum of lobbynetwerk. „Nietsdoen is zeker fout. We moeten voor de buitenwacht de kern van het christelijk geloof duidelijk maken. Lukt ons dat niet, dan worden we een subcultuur die buiten de maatschappij staat.”

Seldenrijk maakt één kanttekening. „Zo’n platform mag nooit de verantwoordelijkheid van christenen op het grondvlak overnemen. Het christelijk geloof kán geen vakantie nemen. Een organisatie moet zich daarom allereerst naar binnen richten, mensen leren met een goede visie in het leven te staan. Als een initiatief niet vanuit een innerlijke drang wordt opgepakt, in gebed om Gods leiding, moeten we er niet aan beginnen.”

De verdeeldheid in de gereformeerde gezindte vormt een bedreiging voor een netwerk, erkent hij. „Het probleem wordt nog groter als we niet het vermogen hebben om over onze eigen schaduw heen te kijken.”

Een initiatief moet handen en voeten krijgen. „Met de lancering van het idee zijn de handen er. Nu de voeten nog. Om met beide benen op de grond de kern van het christelijk geloof uit te dragen. In verwachting van het Koninkrijk van God, dat in volkomenheid komt. Maar wat ook hier gestalte moet krijgen.”


Polder: Goed luisteren naar de tegenstander

Als christenen zich in het publieke debat willen mengen, dan zijn er drie thema’s waar ze zich vooral op zouden moeten richten: het bestaan van God, de herkomst van de mens en de oorsprong van het kwaad. Prof. dr. Johan Polder: „Iemand als de invloedrijke, atheïstische filosoof Herman Philipse moet een weerwoord krijgen.”

De Woudenbergse gezondheidseconoom, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, vraagt zich hardop af hoe het zo ver heeft kunnen komen dat orthodoxe christenen het contact met de samenleving zijn kwijtgeraakt.

„Ik onderscheid daarbij ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen en in de gereformeerde gezindte in het bijzonder. Vijftig jaar geleden was er een algemeen gevoel van godsbesef. Dat is finaal verdwenen. Individualisering en welvaartsontwikkeling trekken hun sporen in de samenleving. Philipse stelt openlijk de vraag: Kan een redelijk denkend mens nog geloven in het bestaan van een god? Zijn antwoord is keihard nee. Hij verwoordt daarmee het gevoel van velen.”

Voor de ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte maakt Polder dankbaar gebruik van een boek over ds. J. T. Doornenbal dat binnenkort van de hand van dr. Bart Jan Spruyt verschijnt. „Doornenbal combineerde bevindelijke diepte en katholieke breedte. Dat laatste zijn wij in de gereformeerde gezindte grotendeels kwijtgeraakt. De refozuil en de organisaties daarbinnen hebben gefunctioneerd als middel om een aantal uiterlijke, sociologische kenmerken van de bevindelijk gereformeerden te handhaven.

Daarbij verloren reformatorische christenen het zicht op het geheel van de samenleving.”

Polder beroept zich op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. „Niet alleen artikel 36 is belangrijk, ook artikel 13. Daarin belijden wij dat er in deze wereld niets gebeurt buiten Gods wil. Met eerbied gesproken: Als God de moeite neemt de wereld te regeren, kunnen wij het dan verantwoorden ons terug te trekken?”

Bij de verantwoordelijkheid van christenen hoort volgens Polder het debat met de moderne mens. „We doen aan evangelisatie en hebben er zelfs speciale posten voor in de grote steden, maar het gesprek met de moderne mens laten we liggen.

We kunnen iemand als Philipse afschrijven als een atheïst. We kunnen ook zeggen: Hoe komt hij tot zijn redenering? Laten we hem volgen in zijn gedachtegang en hem aanpakken op de punten waar hij de fout in gaat. En als het om de oorsprong van de mens gaat: ik geloof niet zo in het huis aan huis verspreiden van folders over schepping of evolutie. Wel in het fundamentele debat erover, waarbij je goed luistert naar je tegenstander om mankementen in zijn redenering te ontmaskeren.”

Als christeneconoom rekent Polder het tot zijn plicht om aandacht te vragen in de gereformeerde gezindte voor twee Bijbelse begrippen: vreemdelingschap en rentmeesterschap. „Het is hoog tijd dat reformatorische christenen zich hierop bezinnen. Calvijn schrijft dat we aardse goederen zo moeten gebruiken dat ze onze loop door de tijd naar het hemelse Koninkrijk eerder helpen dan vertragen. Nog een mooi advies van hem: „Stuur aardse goederen vooruit naar de hemel.” Hoe? Door ze mee te delen aan armen en behoeftigen. Als we zien hoe wij leven, dan zijn we als reformatorische christenen een karikatuur geworden van wie we behoren te zijn.”

Zoek in het debat met de seculiere medemens niet alleen de verdediging, maar probeer ook een positieve bijdrage te leveren, adviseert Polder. „Wie de schepping belijdt en de evolutie bestrijdt, zal met de Bijbel in de hand ook iets zinnigs kunnen zeggen over de vraagstukken van klimaatverandering en ecologische duurzaamheid.”

Christenen mogen de wereld om hen heen nooit afschrijven. „Dat doet God ook niet. Zij moeten juist betrokken zijn op hun omgeving, op alle mogelijke manieren. Bijvoorbeeld door de zorg voor armen en berooiden. Wat Ontmoeting doet, hulp aan dak- en thuislozen, vind ik nog altijd een mooi voorbeeld van christelijke betrokkenheid op de samenleving. Laten we in dit verband eens kritisch naar onszelf kijken. Zijn we niet vaak druk met de dingen in eigen kring?”

Hoe dat moet veranderen, weet Polder niet. „Soms denk ik: Kom noorderwind en kom zuiderwind en doorwaai onze zuil. Fundamenteel is dat we Gods Geest en een hartelijke bekering nodig hebben.”

In een nieuwe organisatie om het christelijk geluid in de samenleving te laten horen, ziet de hoogleraar weinig. „Laat iedereen vooral in zijn eigen omgeving getuige zijn. De gereformeerde gezindte telt tussen de 100.000 en 150.000 volwassen mannen en vrouwen. Als zij allemaal in hun eigen omgeving opkomen voor Bijbelse waarden en normen, wat zal dat een effect hebben!”


Van der Vlies: Het wordt spannend voor de refozuil

De veranderingen in de samenleving voltrekken zich razendsnel. „Seculiere krachten maken steeds meer een vuist richting alles wat godsdienstig is.”

SGP-leider Van der Vlies ziet sinds de opkomst van Pim Fortuyn een omslag in de maatschappelijke ontwikkelingen. Het pluriforme karakter, met alle godsdiensten min of meer vreedzaam naast elkaar levend, maakt plaats voor een vijandige houding tegenover christelijke organisaties. „De verdraagzaamheid neemt af.”

Een Kamermeerderheid wil bijvoorbeeld de vrijheid van scholen bij benoemings- en toelatingsbeleid inperken. Reformatorische scholen zouden geen regels meer mogen stellen voor kleding of het scheppingsverhaal boven de evolutietheorie plaatsen. „Een beroep op de grondwettelijke vrijheden van godsdienst en onderwijs is aanmerkelijk minder gezaghebbend geworden.”

Dramatisch wil Van der Vlies nog niet over de gesignaleerde omslag doen. ,We leven in een bevoorrecht land. De vrijheid van onderwijs is nergens zo vormgegeven als hier. De vraag dringt zich echter op: Hoe lang houden we deze vrijheden nog?”

De parlementariër ziet daarom voldoende redenen om niemand in slaap te sussen. „Het wordt spannend. Het gaat eropaan komen wat onze verworvenheden ons waard zijn. Ik wil niet somber doen, maar we moeten waken en bidden. Ik bedoel het niet als vrome uitsmijter, maar brengen de snelle veranderingen ons op de knieën?”

Deze „kanteling” stelt orthodoxe christenen voor „gewichtige vragen” over hun plaats in de samenleving. ,Een zekere strijdbaarheid mag er best zijn.” De vraag voor Van der Vlies is echter: „Hoe sterk is de gereformeerde gezindte van binnenuit?” Gerust is hij er niet op. „Geestelijke wapenrusting is nodig.”

De gereformeerde gezindte kan daarbij veel leren van de eerste christenen. „Er ging iets van hen uit, omdat ze dicht bij de Heere leefden, zich niet schaamden voor hun geloof, maar getuigden van de hoop die in hen was. Ze waren onkreukbaar, zonder een ”ikke ikke ikke en de rest kan stikken”-mentaliteit.”

Volgens Van der Vlies wordt het ,heel erg nodig” te laten zien wie we zijn. ,Daarbij gaat het om de essentie: het leven naar het beeld van de Heere Jezus Christus, vanuit een oprechte geloofsovertuiging. Dikke dogmatieken, hoe waardevol ook, landen niet in de moderne maatschappij. Wat wel werkt is het bieden van een schouder aan de ander. Laten we ons daar eens in oefenen. Leesbare brieven zijn van Christus.”

Orthodoxe christenen worden in de samenleving al snel op één hoop gegooid met radicale moslims. Politici noemen reformatorische scholen in één adem met islamitische. „Onheus, onhistorisch en onwerkelijk.”

Adequate informatieverstrekking over het gedachtegoed van de gezindte is hard nodig. Onlangs schoof Van der Vlies daarom toch maar aan in het tv-programma Pauw & Witteman over koopzondagen. ,Ik heb de christelijke boodschap kunnen stellen tegenover een volstrekt liberaal geluid. Daarbij heb ik ook eerlijk mijn diepste motieven over de rust op de dag des Heeren kunnen verwoorden.”
De SGP’er ziet het als zijn roeping om –selectief– in tv-programma’s en politieke cafés –„ik heb er nog geen pilsje gedronken”– zijn boodschap uit te dragen, op voorwaarde dat deze niet wordt verminkt.

,Als we de moderne mens willen bereiken, zullen we andere gremia moeten gebruiken. Er staat op dit moment zó veel op het spel: zondagsrust, vrijheid van onderwijs… Dat dwingt tot een ruimer gebruik van moderne media. Daarmee wordt onze boodschap gehoord in huiskamers die we anders niet zouden bereiken. Ik heb duizenden mensen even tot nadenken kunnen stemmen.”

Om het gedachtegoed van de gereformeerde gezindte nadrukkelijker in het maatschappelijk debat een plaats te geven, sluit Van der Vlies de oprichting van een denktank of studiecentrum niet op voorhand uit. ,Ik wil daar graag over meedenken. Als de moderne wereld niets van ons hoort, verzaken we onze roeping. Het zou goed zijn als atheïstische filosofen als Cliteur en Philipse tegengas krijgen.”

Hij wijst erop dat zo’n initiatief goede doordenking vereist. „Het moet niet méér van hetzelfde worden. En we moeten het volhouden.” Verder is belangrijk dat vertegenwoordigers van onbesproken gedrag zijn en het vertrouwen van de achterban genieten.

Bovendien moeten dergelijke mensen schwung hebben. „Je moet iemand hebben van het kaliber Bart Jan Spruyt. Of van een Jan van der Graaf, die jarenlang door de media werd gevraagd. Dr. Henk van den Belt doet ook goed werk.”

Geschikte kandidaten zijn in de gereformeerde gezindte echter niet dik gezaaid. ,Ik kan niet zomaar een blik lostrekken. Het zou natuurlijk prachtig zijn als iemand zou uitgroeien tot het gewenste niveau. Dat moeten we zeker stimuleren.”


Deel 4: de visie van drie opinieleiders uit de gereformeerde gezindte. Volgende week zaterdag het slot (deel 5).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer